Contacten leggen of meedoen aan activiteiten, dat gaan sociaal geïsoleerde ouderen niet meer doen. Maar ze hebben wel baat bij aandacht van hulpverleners, stelt onderzoeker Anja Machielse vast. Kenmerkend voor deze groep is dat ze geen mensen om zich heen hebben. Een partner hebben ze niet, of niet meer.
Haar typiste is halverwege het onderzoek gestopt met het uittikken van de gesprekken die onderzoeker Anja Machielse had met mensen die kind noch kraai hebben op de wereld. Ze vond de verhalen van de sociaal-geïsoleerden, zoals ze in vaktermen heten, zo ellendig dat ze er niet meer van kon slapen.
Machielse zelf heeft daar nooit last van gehad. ”Ik zit tegenover hen, ik zie niet alleen hun ellende, maar ook hun kracht, al is die niet per se altijd goed gericht”, zegt de wetenschapper aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. De 58-jarige filosoof en sociale wetenschapper is al haar hele loopbaan gegrepen door mensen die buiten alle reguliere kaders vallen. Binnenkort publiceert ze een onderzoek naar de hulpverlening in Rotterdam aan 55-plussers die in een sociaal isolement verkeren. Rotterdam loopt voorop in de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement; het stadsbestuur maakte onder meer geld vrij voor twintig speciale maatschappelijk werkers voor eenzame en geïsoleerde ouderen.
Voor haar onderzoek volgde Machielse een aantal jaar zeventien hulpverleners en 53 cliënten, die persoonlijke begeleiding krijgen van een professional. Soms bezoeken de beroepskrachten hen wekelijks, soms om de paar weken. Ze proberen de wensen en behoeften van de cliënten te achterhalen, maar in de meeste gevallen gaan ze gewoon aan het werk: ze pakken praktische problemen aan, fungeren als aanspreekpunt en vormen een vangnet.
Contact leggen
De ouderen melden zich zelden zelf aan, het is meestal de huisarts, de woningcorporatie, of een lokaal zorgnetwerk dat ze doorverwijst. De professionals proberen na zo’n melding contact te leggen. Dat kan maanden duren, omdat de ouderen alle hulp afwijzen en moeilijk benaderbaar zijn.
Kenmerkend voor deze groep is dat ze geen mensen om zich heen hebben. Een partner hebben ze niet, of niet meer. Als ze al kinderen hebben, is de band met hen vaak verbroken. Ze zijn nergens lid van, ze zijn soms wel gelovig, maar gaan niet naar de kerk, ze hebben geen contact met de buren.
Ze zijn vaak erg gesteld op hun privacy en staan wantrouwend tegenover mensen die ze niet kennen. Ze zijn onzeker over zichzelf en anderen, ze zijn teleurgesteld, vinden zichzelf een loser of een misfit. Op een enkeling na bestaat de onderzochte groep uit autochtone Nederlanders. ”Met allochtonen is het nog ingewikkelder, de taal en de cultuur maken het lastiger om over eenzaamheid te praten en het is nog moelijker om toegang te krijgen”, zegt Machielse.
Onderzoeker Machielse constateert dat veel van haar gesprekspartners wel kunnen omgaan met hun isolement: ze hebben zichzelf ’rijp’ gemaakt
Verschillen
Of de mensen het erg vinden dat ze zo op zichzelf leven, dat verschilt. Twee voorbeelden uit het onderzoek:
”Wat moet je doen? Ik zit tussen vier muren. En ik kan lullen als Brugman, maar ze praten niet terug. Dat is toch geen leven meer? Ik zit al meer dan twintig jaar zo. Maar ja, maar wat moet ik? Je kan geen contacten meer leggen, je kan niets meer doen.
Bron en verder lezen: Trouw / Maaike van Houten (http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/4037620/2015/05/25/Sociaal-geisoleerde-oudere-kan-niet-zonder-beroepshulpverlener.dhtml)