Schrijver en psychiater Jan Foudraine op 87-jarige leeftijd overleden

Eind vorige week overleed schrijver en psychiater Jan Foudraine op 87-jarige leeftijd, zo meldde de NOS afgelopen maandag.
Jan Foudraine stond bekend als één van de voormannen van de anti-psychiatrie, en schaarde zich daarmee in de rij van Franco Basiglia in Italië, Ronald Laing in Schotland en Thomaas Szasz in Hongarije. Bij het grote publiek werd Foudraine vooral bekend door zijn boek ’Wie is van hout’ (1971), waarin hij de traditionele behandeling van psychiatrisch patiënten ter discussie stelde. Minder medicijnen, meer menselijkheid, was het idee. Er was weinig mis met de mens, aldus Foudraine, het was de maatschappij die hem ziek maakte door hem zijn vrijheid af te nemen. De hiërarchie en inhumane aanpak in de psychiatrische inrichtingen maakten het alleen maar erger.

Foudraine stond niet alleen. Filosofen als Sartre en Marcuse, psychiaters als Laing, Sasz en Foudraine, sociologen als Goffman, allemaal betoogden ze op hun eigen manier dat de mens wordt onderdrukt door de cultuur, door achterhaalde waarden en normen, door de verstikkende maatschappij. In Nederland vonden zij hun aanhangers in bewegingen als de Kabouters en Provo, bewegingen waarin de naoorlogse generatie zich afzette tegen alles wat autoritair en gezaghebbend lijkt. Natuurlijk had dat zijn weerslag op de psychiatrie die, zeker in die jaren, een bolwerk van autoritaire gezagsverhoudingen en onderdrukking was. In die zin was Foudraine een kind van zijn tijd. Veel vooraanstaande psychiaters droegen hun steentje bij aan de theorieën van deze tegenbeweging, al moesten de meesten niets hebben van de term ’antipsychiatrie’.

Na het succes van Wie is van hout verblijft Foudraine lange tijd bij Bhagwan Sri Rajneesh in Poona, India, van wie hij de naam Amrito ontvangt. Over dat verblijf schrijft hij in1979 ’Oorspronkelijk gezicht: een gang naar huis’. Zijn verblijf bij Bhagwan kan  worden gezien als een reactie op alle publieke belangstelling die hij in die jaren krijgt. Maar ook lijkt zijn vertrek het begin te zijn van een heroriëntatie op de psychiatrie en psychotherapie, die hij sindsdien niet langer vanuit medisch-ziektekundige maar veeleer vanuit mystiek-filosofische invalshoek benadert. Deze verandering van zienswijze openbaart zich vooral in het boek Metanoia uit 2004, waarin hij pleit voor een opheffing van het dualisme dat het Westerse denken domineert.