Uitvoerige studie naar schrijnend geweld in jeugdzorg

Uit verhalen van tweehonderd uit huis geplaatste slachtoffers blijkt eens te meer dat er in de jeugdzorg mishandeld wordt. Nu komt er een uitvoerige studie. ’Het gaat niet om incidenten.’

Fysiek en psychisch geweld in de jeugdzorg is een ernstig probleem waarvan niemand de precieze omvang kent. Maar door twee jaar lang gericht onderzoek te doen, moet het mogelijk zijn tot een indicatie te komen. Een dergelijke ’nulmeting’ kan in de toekomst worden gebruikt om te zien of de situatie verbetert of juist verslechtert.

Met die conclusie plaatste Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek in Utrecht, dinsdagochtend de jeugdzorg min of meer onder curatele. De Winter leidde het afgelopen jaar de commissie Vooronderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg. Het verzoek van het kabinet-Rutte II was om uit te vinden of het haalbaar is een studie te verrichten naar geweld tegen uit huis geplaatste minderjarigen over de periode van 1945 tot nu.

De opdracht aan De Winter was een uitvloeisel van een eerdere commissie, onder leiding van juriste Rieke Samson, die in 2012 rapporteerde over seksueel misbruik van kinderen in instellingen en pleeggezinnen. Als ’bijvangst’ was daaruit naar voren gekomen dat mishandeling in de jeugdzorg significant hoger is dan erbuiten.

De Winter en zijn commissie verzamelden de verhalen van tweehonderd uit huis geplaatste slachtoffers die met langdurig en heftig geweld te maken hebben gehad. ’Zij missen vooral erkenning door de overheid en een luisterend oor van de samenleving’, zei De Winter dinsdag. ’Bovendien willen zij bijdragen aan preventie: zorgen dat het nooit meer gebeurt.’

Volgens De Winter is vervolgonderzoek ’zinvol en urgent’. Zinvol omdat hij duidelijke ’mechanismen en patronen’ heeft waargenomen, urgent omdat het zowel vroegere als toekomstige slachtoffers helpt. De Winter: ’Mensen zeggen dat ze met hun jeugdervaringen eigenlijk maar zelden bij iemand terecht konden, dat ze vaak niet werden geloofd, dat ze te horen kregen dat het aan henzelf lag, of dat ze moesten ophouden met erover te zeuren omdat het al zo lang geleden was.’

Schokkend

Geweld in instellingen en pleeggezinnen wordt als extra schrijnend ervaren, omdat aan een uithuisplaatsing vaak al vroege geweldervaringen van het kind in het oorspronkelijke gezin vooraf zijn gegaan. Door met zo veel mogelijk betrokkenen te spreken moet het volgens De Winter doenlijk zijn in een vervolgstudie ’de dynamiek achter het geweld’ te leren begrijpen. Behalve archief-onderzoek en oral history bepleit hij het instellen van een meldpunt tijdens een nieuw onderzoek.

Minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid, de verantwoordelijke bewindslieden, zeiden dinsdag dat het kabinet het voorstel voor voortgezet onderzoek overneemt. Van der Steur: ’De conclusie van de commissie komt niet uit de lucht vallen, maar is wel schokkend. Vervolgonderzoek is mogelijk en noodzakelijk.’ Van Rijn: ’Een belangrijk rapport met een duidelijke en trieste conclusie. In het belang van de slachtoffers van toen en de praktijk van straks wil dit kabinet de onderste steen boven hebben.’

Over de afbakening valt nog voor de zomer een beslissing, schrijven de bewindslieden in een brief aan de Tweede Kamer. Bij actueel geweld zien zij in eerste instantie een taak voor de inspecties. Ook de reikwijdte van nieuw onderzoek is nog onderwerp van overleg. Daarin zullen in elk geval minderjarigen in de jeugd-ggz worden betrokken en minderjarige vreemdelingen die onder voogdij zijn geplaatst. De Winter adviseert om ook blinden- en doveninstituten en de jeugdzorg in Caribisch Nederland onder de loep te nemen. Het kabinet heeft hem gevraagd de vervolgcommissie te leiden.
D66-Kamerlid Vera Bergkamp is blij met breder nieuw onderzoek. ’Ik ben geschrokken van de intensiteit van het geweld in de verhalen. Het betreft duidelijk niet incidenten.’ Jeugdzorg Nederland laat weten vervolgonderzoek in een breder kader te steunen.

 

Wat is geweld? De commissie geeft tien voorbeelden

Van een tik op de vingers keek vroeger niemand op, maar waar gaat een voorheen pedagogisch verantwoord geachte correctie over in geweld? Is de tijdgeest een factor in de beoordeling daarvan? Wanneer gaat fixeren over in mishandeling?

Vooralsnog hanteert de commissie van Micha de Winter de volgende definitie: ’Geweld is elk, al dan niet intentioneel, voor een minderjarige bedreigend gedrag van fysieke, psychische of seksuele aard dat fysiek of psychisch letsel toebrengt aan het slachtoffer.’

Van de tweehonderd verzamelde voorbeelden heeft de commissie er tien uitgeschreven. ’Ze begonnen met op je billen te slaan en op je rug. Eerst sloegen ze met de blote hand. Daarna gebruikten ze een kleerhanger, een schoenlepel of een stok’, zegt Max (zonder achternaam) in het rapport over zijn pleegouders. Hij heeft nooit geweten waarom.

Kees heeft het over ’pleegmensen’ in plaats van pleegouders, omdat ’ik mij altijd een buitenstaander heb gevoeld’. Sanne: ’Mijn pleegvader kon onverwacht driftig worden. Als je iets gedaan had wat niet mocht, dan sleurde hij je de trap op naar je kamer.’ Jos zei in het tehuis waar hij verbleef iets over ’het vieze vreten dat bedorven was’ en moest een week in het isoleerkamertje. ’Terwijl iedereen verschrikkelijk aan de diarree raakte.’

Bron: De Volkskrant (http://www.volkskrant.nl/binnenland/uitvoerige-studie-naar-schrijnend-geweld-in-jeugdzorg~a4302496/)

MP900422690 MP900422690