Psychiatrie volgt richtlijnen vaak niet, zeker niet bij complexe patiënten

In de psychiatrische praktijk wordt vooral bij complexe patiënten nogal eens van behandelrichtlijnen afgeweken, vaak zonder dat behandelaars dat voldoende of rationeel beargumenteren. Dat is jammer, want zo komen we er niet achter of de richtlijnen een toegevoegde waarde hebben in de klinische praktijk, aldus psychiater Esther van Fenema, die vandaag promoveert op het proefschrift ‘Treatment quality in times of ROM’. Zij pleit voor kritische herijking van richtlijnen, juist door ze consequent toe te passen en afwijkingen zorgvuldig te beargumenteren en te documenteren.

Kenmerken van patiënten

Voor haar proefschrift onderzocht Esther van Fenema hoe consequent psychiaters de richtlijnen toepassen en bij welke kenmerken van patiënten de meeste afwijkingen zijn te verwachten.

Ze maakte gebruik van Routine Outcome Monitoring (ROM), gestandaardiseerd gemeten patiëntkenmerken en behandeluitkomsten. Haar conclusie: “Afwijken van richtlijnen gebeurt vooral bij patiënten die bijkomende aandoeningen hebben. Bijvoorbeeld problemen met vitaliteit, meerdere aandoeningen tegelijkertijd en bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Goed zicht krijgen op dergelijke kenmerken is van belang om betere zorg op maat te kunnen bieden.”

Alleen beredeneerd afwijken

Ook de houding van de behandelaar kan een rol spelen. Er is volgens de promovenda nog wel wat weerstand tegen richtlijnen. Ten onrechte, vindt zij. “Richtlijnen zijn voorschriften waarvan je alleen beredeneerd moet afwijken. Juist in de psychiatrie willen we niet terug naar een onwetenschappelijke benadering. Het kan zijn dat richtlijnen niet voldoende effectief zijn, maar dat weten we pas als we ze goed toepassen en vervolgens de behandeluitkomsten onderzoeken.”

Onderzoeksgroepen als afspiegeling

Van Fenema nam in haar overwegingen ook mee, hoe de behandelrichtlijnen tot stand komen. Dat gebeurt op basis van gerandomiseerd onderzoek met controlegroepen. “Het is de vraag of de onderzoeksgroepen een goede afspiegeling zijn van de patiënten in de dagelijkse praktijk.” Ze geeft een voorbeeld: een van de trials op dit gebied stelde de eis dat de deelnemers depressief maar niet suïcidaal waren. “Dat is een moeilijke eis, want de meeste depressiepatiënten lopen juist wel rond met zelfmoordgedachten. Zo krijg je geen onderzoeksgroep die de klinische praktijk weerspiegelt.”

Voor een oplossing van dit probleem droomt Van Fenema van de archieven van de GGZ. “We kunnen misschien veel beter onderzoek gaan doen met de GGZ-populatie. Er ligt daar een schat aan klinische informatie waar we nog weinig gebruik van maken.”

Bron: LUMC

images-4 images-4