De Participatiewet die op 1 januari 2015 is ingevoerd, heeft als doel om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking te laten deelnemen aan de arbeidsmarkt. De wet is daarmee onderdeel van een grotere verschuiving van de Nederlandse klassieke verzorgingsstaat naar een meer ‘activerende’ participatiesamenleving. Leonie Schreurs deed onderzoek naar de vraag hoe de waardenverschuiving die op macro-niveau met de Participatiewet is beoogd, na 1,5 jaar in het veld is terug te zien. Dat schrijft Movisie op haar site.
Uit dit onderzoek blijkt dat de Participatiewet wel degelijk een mentaliteitsverandering op gang heeft gebracht, zowel bij innovatieve als meer traditionele initiatieven voor mensen met een arbeidsbeperking. Voor de analyse is gebruik gemaakt van beleidsdocumenten en interviews binnen vier clusters van gemeenten, op basis van een bestaand theoretisch waardenmodel, het waardenmodel van Schwartz (1992).
Kwaliteit en zelfsturing
De Participatiewet heeft gezorgd voor een verschuiving van waarden als universalisme en veiligheid naar meer individualistische waarden als kwaliteit en zelfsturing in werk voor mensen met een arbeidsbeperking. Opvallend daarbij is dat de traditionele initiatieven, waarden als samenwerken en efficiëntie benadrukken, terwijl sociaal-innovatieve initiatieven deze waarden als vanzelfsprekend zien.
Het proces
In verschillende landelijke rapporten geven gemeenten aan dat zij (nog) moeite hebben met het passend maken van hun processen bij de voor hen nieuwe doelgroep van mensen met een arbeidsbeperking. Transitietheorieën staven dit ook: bij het macro en mesoniveau van de maatschappij gaat het vaak om lange-termijn-ontwikkelingen met een normatief karakter. Op microniveau kunnen nieuwe ontwikkelingen en innovaties ontstaan, die ondanks tegenwerking op meso- en macroniveau, een vernieuwende en stuwende kracht uitoefenen.
Hoe kunnen we hier het beste mee omgaan?
Leonie Schreurs: ‘De reflex is om op de oude, bestuurlijke manier in te grijpen. Maar dat zou een verlies zijn: we zitten nu juist in een verandering. Beide groepen ervaren traditionele werkwijzen en cultuur als belemmerend voor een vernieuwende, activerende en integrale benadering van de doelgroep. Zo wordt er bij gemeenten nog te veel in hokjes gedacht. Dan maakt het moeilijker om de verbinding te leggen tussen de Participatiewet en de WMO. We missen daardoor kansen om maatwerk te bieden aan mensen met een beperking’.
Leonie Schreurs: ‘Desondanks zoeken ook gemeenten naar innovatieve oplossingen: persoonlijk contact, korte lijnen en het meer ondernemend werken bieden mogelijkheden bij de concrete uitwerking van deze veranderde waarden. Dit lijkt echter meer tijd nodig te hebben dan bij sociaal-innovatieve initiatieven, die daarmee ook verder zijn in de uitwerking van de waardenverschuiving rondom de Participatiewet. Daarmee kunnen zij op micro-niveau een andere rol vervullen in de transformatie dan initiatieven op meso- en macroniveau’.
De reflex is om op de oude, bestuurlijke manier in te grijpen. Maar dat zou een verlies zijn: we zitten nu juist in een verandering.
Wat zijn nog meer succesfactoren?
Leonie Schreurs: ‘Wat ik heb gezien is dat er sociale initiatieven zijn die mensen echt in beweging brengen. Dat zijn vaak plekken waar mensen van allerlei achtergronden welkom zijn. Vaak is er een klik is tussen de mensen die het moeten trekken. Ik heb prachtige voorbeelden gezien in Utrecht, Harderwijk, Doetinchem en Arnhem waarbij mensen met een arbeidsbeperking op een positieve manier worden begeleid in werk. Het wordt steeds ‘normaler’ dat iedereen in onze samenleving maatschappelijk kan bijdragen in de vorm van arbeid – en die maatschappelijke bijdrage is essentieel voor het creëren van een meer individualistische waarde van zelfvertrouwen. Dat betekent echter niet dat de ondersteuning naar werk ‘hard’ is geworden: er is nog steeds besef van de kwetsbaarheid en de noodzaak tot veiligheid voor deze doelgroep’.
Leonie Schreurs: ‘Individuen spelen vaak een grote rol in het gunnen van ruimte voor innovatie, zoals een wethouder die erin gelooft en ervoor gaat. Het is een zwakte en een kracht. Enerzijds kun je de oplossing niet als blauwdruk zien voor anderen. Anderzijds gaat het hierbij wel om mensen met een passie die lef hebben; drijvende krachten. Daarom is het belangrijk om goede voorbeelden te delen, en te laten zien hoe anderen de meso- en macrokrachten weten om te buigen. Impasses en stagnaties doorbreken, doorzettingsvermogen tonen en zo de beweging op gang brengen’.
Dit onderzoek is gedaan door Leonie Schreurs, masterstudent Arbeid, Zorg en Participatie, Universiteit Utrecht, en stagiaire bij Movisie tot juli 2016.
Zij schreef het rapport ‘Waardenverschuiving bij werk voor mensen met een arbeidsbeperking: een sociaal innovatief perspectief’, 1 juli 2016. In deze thesis is onderzocht op welke manier de waardenverschuiving die op macroniveau met de Participatiewet is beoogd, is terug te zien bij zowel traditionele - als sociaal-innovatieve initiatieven, die werk voor mensen met een arbeidsbeperking mogelijk maken.
Bron: Movisie (https://www.movisie.nl/artikel/participatiewet-gebaat-innovatieve-werkwijzen-cultuur)