Grootschalig onderzoek vindt nieuwe risicogenen voor schizofrenie

Een spectaculaire doorbraak in het onderzoek naar schizofrenie: Nederlandse en internationale onderzoekers, waaronder VU-hoogleraar Danielle Posthuma, hebben zes nieuwe genen ontdekt voor schizofrenie, in de grootste studie in zijn soort.

De resultaten van het internationale samenwerkingsverband, het zogeheten Psychiatric Genomics Consortium, zijn op 21 november gepubliceerd in Nature Genetics. De resultaten bevestigen de belangrijke rol van genen in het ontstaan van schizofrenie, en geven nieuwe aanknopingspunten voor vroege diagnose.

De studie is gebaseerd op gegevens van meer dan 40.000 individuen, en werd uitgevoerd door meer dan 170 wetenschappers en clinici uit Noord-Amerika en Europa. Het team ontwikkelde een gestandaardiseerde methode op de Nederlandse LISA-supercomputer om het DNA van mensen met schizofrenie en gezonde controles te analyseren middels zogenaamde ‘microarrays’ (technologie waarbij met een microchip kan worden bepaald of bepaalde stukken in het DNA ontbreken of gedupliceerd zijn).

1% heeft schizofrenie
Schizofrenie komt bij ongeveer één op de honderd mensen voor en is een ernstige psychiatrische aandoening die van invloed is op hoe een persoon denkt, zich voelt en gedraagt. De diagnose wordt meestal gesteld in de late tienerjaren of vroege volwassenheid, en heeft dan een chronisch beloop. Eerdere studies van duplicaties en deleties in het DNA hebben reeds gesuggereerd dat deze zeldzame genetische varianten een belangrijke rol spelen in de etiologie van schizofrenie. Echter, deze eerdere studies waren gebaseerd op kleine steekproeven waardoor nooit eerder een robuuste link kon worden gelegd tussen genomische duplicaties of deleties en schizofrenie.

In deze nieuwe studie stelden de onderzoekers vast dat mensen met schizofrenie gemiddeld meer van deze duplicaties en deleties in hun DNA hebben zitten, dan mensen zonder schizofrenie. In de plekken waar deze duplicaties en deleties optreden, liggen meerdere genen, die met name betrokken zijn bij de werking van de contactpunten tussen zenuwcellen.

Ongekende steekproefgrootte

“Deze studie is een belangrijke stap voorwaarts in het begrijpen van de genetica van schizofrenie. Door zijn ongekende steekproefgrootte (rond de 21.000 schizofreniepatiënten en rond de 20.000 controles) konden we verschillende nieuwe risicogenen detecteren”, aldus Danielle Posthuma, hoogleraar Complex Trait Genetics aan de VU, en één van de hoofdonderzoekers. “De meerderheid van deze genen spelen een belangrijke rol in synaptische processen in de hersenen. Het begrijpen van de onderliggende biologische processen van schizofrenie geeft nieuwe aanknopingspunten voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën voor deze ernstige aandoening.”

Net als veel andere psychische aandoeningen kun je niet gewoon een röntgenfoto nemen of een eenvoudig bloedonderzoek uitvoeren om een diagnose van schizofrenie vast te stellen. Met dit onderzoek hebben clinici nu de mogelijkheid om in het DNA vast te stellen of iemand drager is van zeldzame risicovarianten voor schizofrenie. De hoop is dat de ontwikkelde analysemethode ook nieuwe bevindingen voor andere aandoeningen zal gaan opleveren.

800 onderzoekers uit 38 landen

Het onderzoek is uitgevoerd onder auspiciën van het Psychiatrisch Genomics Consortium (PGC), dat is opgericht in 2007 en bestaat uit meer dan 800 onderzoekers uit 38 landen. De PGC is het grootste consortium en tevens het grootste biologische experiment in de geschiedenis van de psychiatrie.

De centrale analyses van het consortium worden al sinds 2007 uitgevoerd op de Nederlandse Genetische Cluster Computer, dat deel uitmaakt van het LISA-cluster, gehost door SURFSara. Financiering voor het Psychiatric Genomics Consortium is grotendeels afkomstig van het Amerikaanse National Institute of Mental Health. De VU en NWO financieren de Genetische Cluster Computer.

Bron: VU (http://www.vu.nl/nl/nieuws-agenda/nieuws/2016/okt-dec/nieuwe-risicogenen-voor-schizofrenie-gevonden.aspx)

images kopie images kopie