Omzien naar de naaste in nood

Door: Frans Koopmans

 

Een korte geschiedenis van de christelijke verslavingszorg

 

‘Van dope naar doop’, zo werd christelijke verslavingszorg in Nederland in het verleden wel eens getypeerd: christelijke (evangelische) hulpverleningsinstellingen zouden verslaafden van de ene in de andere verslaving helpen. Te simplistisch gesteld, natuurlijk, maar er was bij deze instellingen absoluut de drang om geïnspireerd vanuit het Evangelie om te zien naar mensen die het niet redden in de maatschappij, inclusief verslaafden.

Veel verpleegkundige, psychische en psychiatrische zorg in Nederland heeft van oorsprong een christelijke achtergrond. Zorg voor de naaste in nood vinden we al in de Bijbel. ‘De armen zijn altijd bij u’, zegt Jezus in het Marcus-evangelie. Vanaf het ontstaan van het christendom vormde omzien naar en het voorzien in de noden van de naaste tot zijn kerntaken. En juist naar degenen naar wie niemand omkeek, daar ontfermde de Vroege Kerk zich over. De ‘heidense’ buitenwereld verbaasde zich erover. Kerken in de breedte van de christenheid hadden – en hebben dat nog steeds – een diaconale taak: het praktisch handen en voeten geven aan het christelijke geloof, met name het voorkomen van sociaal-maatschappelijke nood van mensen of die te verminderen of op te heffen.

 

Korte geschiedenis
Ook in de Middeleeuwen behoorde de zorg voor mensen die hulp nodig hadden tot de taak van de Christelijke Kerk. Kloosters ontfermden zich over de armen, zieken en ouden. Door verstedelijking nam het aantal hulpbehoevenden sterk toe. De Reformatie onder leiding van Maarten Luther en Johannes Calvijn resulteerde helaas niet in een effectief antwoord op deze groeiende nood. Luther zag zorg aan kwetsbaren (weduwen, wezen, armen, zieken) zelfs primair als een taak van de burgerlijke overheid. Dat gebeurde vervolgens in de vorm van overheidsinstellingen, al bleven kerken zeker actief. Wel werd de invloed van de kerken op de vorm en inhoud van de zorg minder. Je zou dat het begin van secularisering van de gezondheidszorg kunnen noemen. Rijken financierden zogenaamde ‘gasthuizen’ waar mensen in nood terecht konden. Later, in de zeventiende en achttiende eeuw, ontstonden de ‘hofjes’: meerdere huisjes rondom een tuin, overigens toch vaak vanuit godsdienstige motieven gesticht. 

 

Secularisering van de zorg
De negentiende eeuw zag een grote toename van armoede, veroorzaakt door industrialisatie en verstedelijking. De armenwet uit 1854 stelde dat het de taak van de kerk was om zorg te hebben voor de armen en dat de staat hoogstens aanvullend zou functioneren. De 19e eeuw kende een internationale opwekkingsbeweging, het Réveil, dat in Nederland een orthodox-protestantse vorm kreeg. In deze beweging ging evangelieverkondiging hand in hand met bewogenheid voor sociaal gemarginaliseerden. Leniging van geestelijke en materiële nood liep dus samen op. ‘Huizen van barmhartigheid’ kwamen tot stand. In deze tijd werd in Amsterdam de Vereniging tot Heil des Volks opgericht door ds. Jan de Liefde: specifiek aandacht werd gegeven aan kinderen (in de vorm van zogenaamde ‘bewaarscholen’ en zondagsscholen) en armen (in de vorm van armenzorg). Met het Réveil leek er, in ieder geval voorlopig, eventjes een einde te zijn gekomen aan de secularisering van de zorg. Diaconessenhuizen werden gebouwd. Veel zorg werd weer verricht vanuit een intrinsieke (christelijke) bevlogenheid. De tweede helft van de 19e eeuw en de 20e eeuw zagen vervolgens een toenemende professionalisering van de zorg. In de loop van de 20 eeuw, met name in de tweede helft ervan, nam het aantal expliciet christelijke zorginstellingen af. Veel oorspronkelijk christelijke zorginstellingen gingen op in grotere ‘neutrale’ eenheden.

 

Christelijke verslavingszorg
Het begin van de christelijke (evangelische) verslavingszorg, en feitelijk van de reguliere verslavingszorg in Nederland, kan gedateerd worden rond eind jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Pas toen vanaf 1972 de heroïne duizenden slachtoffers maakte, werden de kiemen van de Nederlandse verslavingszorg zoals we die vandaag kennen gelegd. Tot die tijd betrof zorg voor verslaafden met name hulp aan alcoholisten door huisartsen, ziekenhuizen en consultatiebureaus. Christelijke initiatieven maakten vrijwel vanaf het begin deel uit van deze zich ontwikkelende verslavingszorg, een patchwork van vaak kleinschalige initiatieven in de vorm van afkickcentra en woongemeenschappen. De hierboven al genoemde organisatie Vereniging tot Heil des Volks - die zich tot dan toe had gericht op onderwijs, evangelisatie en armenzorg - breidde dat aanbod eind jaren zestig van de 20e eeuw uit met hulp aan de zogenaamde ‘Damjongeren’, drugsgebruikende hippie-jongeren die de Dam als slaapplaats hadden gekozen. In 1969 werd het eerste opvangcentrum voor deze jeugd opgezet, in 1971 opende Tot Heil des Volks een buitencentrum voor mensen die echt wilden afkicken.

 

Teen Challenge
Net als in de 19e eeuw, betekende sociale bewogenheid vanuit het Evangelie (Mattheüs 25) hier dat naast verkondiging van het Evangelie ook praktisch werd omgezien naar de (verslaafde) naaste en gepoogd werd zijn nood te lenigen. Een ander initiatief op het evangelische erf in deze tijd was de internationale organisatie Teen Challenge. Deze organisatie was opgericht door een jonge dominee, David Wilkerson, die in New York het evangelie verkondigde aan bendes. De bendes terroriseerden hun omgeving, veel bendeleden kampten met verslaving. Door middel van het werk van Teen Challenge wisten velen van hen hun verslaving achter zich te laten en een nieuw bestaan op te bouwen. Tegenwoordig heeft Teen Challenge in heel de wereld opvangcentra. 

Vanaf 1969 bevond de organisatie zich ook in Nederland, nauw verbonden met de Pinkstergemeenten, een christelijke stroming binnen de bredere evangelische beweging. Haar hoofdopdracht zag (en ziet) Teen Challenge in evangelisatie en zogenaamde ‘discipelschapstraining’: je was gered om te redden. In dat kader werd ook hulp geboden aan mensen met drank- en drugsproblemen. Wereldwijd werden rehabilitatiecentra opgezet waar langdurige, gestructureerde hulp kon worden geboden. In Nederland werden er centra in Haarlem en Veelerveen opgezet.

 

De Hoop
In 1975 werd mede met ondersteuning van Tot Heil des Volks Stichting De Hoop in Dordrecht opgericht. Dordrecht vormde in die tijd de derde drugsstad van Nederland. De christelijke initiatiefnemers beoogden een opvangcentrum te realiseren waar verslaafden op weg geholpen konden worden naar een verslavingsvrij leven. Haar motto: afkicken moet, geloven mag. Kwamen de verslaafden eerste met tientallen, later was dat met honderden tegelijk. Onder leiding van toenmalig directeur Teun Stortenbeker, groeide het werk van De Hoop uit van een kleinschalig initiatief tot een erkende ggz-instelling en de grootste evangelische verslavingszorginstelling in Nederland. Dat gebeurde en gebeurt vanuit een diepe overtuiging dat professie en geloof elkaar niet uitsluiten, maar juist prima samengaan. In mei 2003 werd ‘afkickdorp’ De Hoop door toenmalig koningin Beatrix geopend. Op dat moment had De Hoop al de verslavingszorgcentra van Teen Challenge (1995) en van Tot Heil des Volks (1999) overgenomen. Anno 2019 vormt De Hoop als gespecialiseerde ggz-instelling nog altijd, mogelijk iets minder expliciet, een variant van bovengenoemde evangelische verslavingszorg. Dat laatste is nog wel meer het geval bij kleinere instellingen als Stichting In de Vrijheid in Wemeldinge en de ‘ex-verslaafdenkerk’ Victory Outreach met vestigingen in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag.

 

‘Een verkapte vorm van evangelisatie’
Kritiek was er in al de jaren volop op deze zich ontwikkelende christelijke verslavingszorg. Veel van die kritiek kwam voort vanuit een specifieke opvatting over zorg: die zou alleen neutraal aangeboden moeten te worden. Inmiddels is wel duidelijk dat neutrale zorg een onmogelijkheid is. En nog meer kritiek: christelijke verslavingszorg zou er op uit zijn om kwetsbare mensen in verslavingsnood van de ene in de andere verslaving te helpen. Zorg aan mensen was feitelijk een verkapte vorm van evangelisatie, het winnen van zieltjes. Inmiddels zijn dat soort geluiden grotendeels verstomd. Steeds meer wordt erkend dat voor goede zorg het actief betrekken van existentiële noties van groot belang is. En dat doen als het goed is niet alleen christelijke zorginstellingen, maar ook niet-christelijke.

 

Frans Koopmans werkt bij de christelijke ggz-instelling De Hoop in Dordrecht en is als onderzoeker verbonden aan het Kennisinstituut Christelijke ggz (KICG)

ad 1 ad 1