De verwarde man, 20 jaar later

Door: Willem Gotink

 

Interview met Chris, ooit een verwarde man

 

Stigma is meer dan gebrek aan kennis en misplaatste vooroordelen, dat realiseer ik me als ik Chris ontmoet. Een gezamenlijk vriendin brengt ons met elkaar in contact als ik vertel dat ik een ‘verwarde persoon’ zoek voor een interview. Chris was dat, tot zo’n twintig jaar geleden. Nu is hij al jaren klachtenvrij, werkt bij een middelgrote bank, geeft leiding aan dertig mensen en verwacht binnen twee jaar nog promotie te maken.
“Jij bent niet écht twee jaar psychotisch geweest”, schiet het door me heen als hij binnenloopt bij de Starbucks waar we hebben afgesproken. Net pak, aktentas, één en al Zuidas. Mijn brein kan zijn manier van doen lastig combineren met het beeld van separeercellen en heftige worstelingen met politie.
Die gedachte is vermoedelijk tekenend voor het stereotype van verwarde personen in onze maatschappij, denk ik tijdens ons gesprek. Eens een gek, altijd een gek. Een tussenweg is blijkbaar lastig. Zelfs als je, zoals ik, al veertig jaar in de GGZ werkt en heel goed weet dat het niet zo eenvoudig ligt.

Van dat vooroordeel is Chris zich terdege bewust. Hij heeft toegestemd in dit interview, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er niets in het verhaal komt dat ook maar enigszins naar hem te herleiden is. Het risico dat het dan wel eens afgelopen zou kunnen zijn met zijn carrière vindt hij te groot. Hij heeft collega’s gehad die na een burn-out of paniekklachten al niet meer voor vol werden aangezien, als bekend wordt dat hij meerdere malen in de separeer heeft gezeten en bijna een ernstig auto-ongeluk veroorzaakte doordat hij zich achtervolgt waande, dan weet hij niet of die volgende promotie er nog inzit. 

 

Op de rand van een psychose
We gaan terug naar 1993, toen Chris eindexamen VWO deed. “Ik was een goede leerling, goede cijfers, misschien niet zo heel gemotiveerd en daarom had ik een ‘pretpakket’ gekozen. Als ik aan het begin van dat eindexamenjaar bij een psycholoog langs was gegaan, had die waarschijnlijk weinig bijzonders aan me gemerkt. In de loop van dat jaar ging het gaandeweg minder goed met me. Ik sliep slechter, maakte rare grapjes, trok me wat meer terug onder het mom dat ik moest studeren. Het was op zich niet heel vreemd dat mijn ouders zich niet ernstig zorgen maakten: zij dachten dat de stress van dat examen me parten speelde. En misschien was dat ook wel een beetje zo. Maar met de kennis van nu weet ik dat ik al op de rand van een psychose zat. En dat het niet hielp dat ik er flink op los blowde.”

De laatste maanden voor het examen werd hij door zijn vrienden nog aangespoord om naar school te gaan, om zijn laatste opdrachten af te maken. Ze zagen zijn denkbeelden over de wereld (“Ik was er van overtuigd dat er een grote catastrofe op ons afkwam, verdiepte me ook in relevante literatuur daarover”) als wat overdreven, wat tobberig, maar niet zorgwekkend. Chris nu: “Ik denk dat ik van geluk mag spreken dat die psychose pas zo laat in het schooljaar ernstiger werd, daardoor kon ik nog wel aan het examen meedoen. Mijn vrienden hadden tegen die tijd wel door dat er meer aan de hand was dan overdreven maatschappijkritiek en dwongen me aan die examens mee te doen. Mijn cijfers waren werkelijk dramatisch veel lager dan die van mijn schoolonderzoeken. Wat wil je ook, als je in een gymzaal zit, tussen allemaal mensen met kwade machten die de wereld proberen te vernietigen. Daar wordt je knap zenuwachtig van.”

 

‘Alsof je terugdenkt aan een oorlogssituatie’
Chris praat er quasi luchtig over, maar ik hoor zijn stem haperen. Als ik er naar vraag: “Ik denk niet graag terug aan die periode. Het was ronduit beangstigend. Het is heel raar, tegenwoordig weet ik natuurlijk heel goed dat mijn fantasie op hol geslagen was, maar die periode van angst, als ik daar over praat of er aan terugdenk, dan wordt ik nog steeds onrustig. Niet uit angst voor die kwade machten en dat soort dingen, het is meer een vervelend gevoel over die angst. Ik kan me voorstellen dat mensen die terugdenken aan een oorlogssituatie iets dergelijks voelen. Tegelijkertijd, en dat is misschien tegenstrijdig, had het ook wel iets spannends. Ik tegen de rest van de wereld. Ik, de enige die snapte hoe het zat.”

Hij haalde zijn diploma met de hakken over de sloot, vooral doordat de resultaten van zijn schoolonderzoeken goed waren. Gemiddeld was het kantje boord. Bij de diploma uitreiking was hij niet meer aanwezig, kort na het examen nam hij de trein naar Amsterdam, waar een zwervend bestaan begon. “Mijn ouders hebben nog heel wat moeite moeten doen om dat diploma veilig te stellen. Gedoe met handtekeningen en aanwezigheid en dat soort dingen.”

 

‘De andere wereld’
In Amsterdam ging het snel bergafwaarts. Ik sliep nauwelijks, kende natuurlijk geen hond en had ook geen plek om te slapen. Ik kan me vaag herinneren dat ik het met mensen over ‘de andere wereld’ had. Dat was thuis. En ‘deze wereld’, de plek waar ik nu ronddwaalde. Heel scherp heb ik het niet meer, ik weet dat ik een nacht in een politiecel zat, waarschijnlijk had ik eten gestolen, en een paar dagen op een psychiatrische afdeling. Ik kreeg medicatie, werd door mijn ouders opgehaald en toen leek alles weer in orde.

Het was niet in orde. Chris weigerde al snel medicatie, vertrok opnieuw naar Amsterdam en kwam in dubieuze kringen terecht. “Ik was er ondertussen van overtuigd dat het goed mis ging met de wereld, en dat ik daar iets aan kon doen. Desnoods met geweld. Met die ‘andere wereld’ had ik nog wel een soort van compassie, maar ze stonden ook vreselijk in de weg bij mijn missie.”
Na diverse kortere en langere opnames, veel agressie (“gelukkig heb ik nooit iemand echt verwond”) en regelmatig verblijf in de separeer wist hij uit handen van de hulpverlening, politie en zijn ouders te blijven (“zo voelde dat wel, ja”). Hij zwierf door de stad, leefde van wat diefstalletjes en wat ‘vrienden’ hem gaven. 

 

Contact met ouders
“Hoe het gekomen is, heb ik nog steeds niet helder, maar op een gegeven moment brak het inzicht door dat ik op een doodlopend spoor aan het belanden was. Ik zag dat ik de wereld niet kon veranderen, begreep ook dat dit geen bestaan was dat ik eindeloos kon volhouden. Ik belandde ook in een kraakpand tussen mensen die iets ‘normaler’ waren, waar ik kon slapen en mee-eten en die me overtuigden om weer contact met mijn ouders op te nemen. Dus anderhalf jaar na dat examen zat ik wéér bij mijn ouders, mét medicatie en met de wanen steeds verder op de achtergrond.”

Achteraf dacht hij nog vaak over die periode na, maar veel verder kwam hij daar niet mee. “Het klinkt alsof het allemaal vanzelf beter is geworden, maar ik denk dat ik ook de nodige mazzel heb gehad. Die mensen in dat kraakpand waren echt geweldig, besef ik nu. Ik voelde me daar veilig, ze oefenden geen druk op me uit, maar tegelijkertijd zorgden ze er wel voor dat ik weer contact kreeg met thuis en dat ik langzamerhand minder negatief over hulpverlening ging denken. Veel later hoorde ik ook dat ze achter mijn rug om hadden overlegd met de Riagg, over wat ze met me aan moesten.
Voor de duidelijkheid: dit is de korte versie van het verhaal. Het waren klote-jaren en het had ook heel makkelijk slecht kunnen aflopen, denk ik. Als de band met mijn ouders slechter was geweest, of ik had andere mensen dan die in dat kraakpand getroffen, dan weet ik niet of ik hier gezeten had.” 

 

Spannend genoeg
Vier jaar na zijn eindexamen VWO start Chris met de HEAO. “Dat was in eerste instantie wel spannend”, zegt hij. “Ik was doodsbang dat de psychose weer terug zou komen zodra ik teveel stress had. Ik gebruikte ook nog medicijnen en ik wilde liever niet dat iemand daar achter kwam. Dat gaf natuurlijk alleen maar extra stress. Ik was ook ouder dan de gemiddelde student, dus de aansluiting ging ook niet heel gemakkelijk. Maar gaandeweg ging het minder stroef, in de vier jaar dat ik op de opleiding zat, bouwde ik ook de medicatie af. Ik ben daarna nog jaren onder controle gebleven van een psycholoog, maar toen die met pensioen ging en ik naar Amsterdam verhuisde, is dat als vanzelf opgehouden. Ondertussen heb ik een plezierige baan, ben getrouwd en heb twee kinderen.”

Ik kan het niet laten: denkt hij er wel eens over om zijn verhaal openbaar te maken? Om te vertellen wat hij heeft meegemaakt en zo dat stigma wat te verminderen?
“Als je me echt zenuwachtig wilt krijgen, moet je daarover beginnen”, zegt hij beslist. Ik denk niet dat ik dat ga durven, al snap ik dat het goed voor de beeldvorming zou zijn.” Met een knik naar mijn voice-recorder: “Ik vind dit al spannend genoeg”.

 

Gegevens in dit interview die kunnen verwijzen naar de échte Chris zijn gefingeerd.

 

ad 3 ad 3