Door: Kees
Ik ruik haar al voordat ik haar zie: lavendel. Mijn afscheidsreceptie zou niet compleet zijn zonder haar. We kennen elkaar nu al zo lang. Een jaar of zes was ze. Volkomen in paniek. Als wijkagent krijg je wel vaker te maken met kinderen in nood, maar zij sprong eruit.
Mijn gedachten gaan terug naar toen. Een piepklein stemmetje smeekt om hulp van de meldkamer. Doodsbang van haar moeder. Nu zouden we zeggen: “moeder is bekend bij de hulpverlenende instanties.” De spreekwoordelijke ‘verwarde vrouw’.
Bij binnenkomst in de flatwoning zie ik het meisje dat ons gebeld heeft. Met ogen te groot voor haar gezichtje staat ze als een bang konijntje weggedoken in een hoek. Zelfs hier vandaan ruik ik de geur van lavendel die om haar heen hangt. Een merkwaardige oase van frisheid in de groezelige woning. Op de drempel van de keuken en de woonkamer staat een nog jonge vrouw. Het is me meteen duidelijk dat ze er niet helemaal bij is. Er gaat dreiging van haar uit. Ze is vies. Verwaarloosd. Mijn haren staan direct recht overeind en ik word nog alerter. Ik moet zorgen dat kind en moeder hier beiden veilig uitkomen.
Ik praat op de moeder in en probeer tevergeefs mezelf tussen haar en haar dochtertje in te manoeuvreren. De opgeroepen bijstand is nog niet gearriveerd, ik sta er alleen voor. Ik haal alle kennis uit de opleiding uit de kast, probeer de situatie te de-escaleren. Toch lijk ik niet tot de moeder door te dringen. Ik probeer haar zo vriendelijk mogelijk te bewegen het meisje uit de woning te laten vertrekken. Eerst lijkt ze me helemaal niet te horen, dan volgt er een agressief: “Je krijgt haar niet, niemand krijgt haar!” Spuug vliegt in het rond. Haar langdurig ongewassen haar hangt in slierten en waaiert bij iedere beweging wild uit. Te laat realiseer ik me waar haar ogen naartoe flitsen en voor dat ik haar tegen kan houden neemt ze een snoekduik, grijpt een enorm keukenmes van het aanrecht en zet dat op de keel van haar dochtertje. Haar eerdere schreeuw dat niemand haar krijgt, dreunt na in mijn oren. De tijd lijkt stil te staan. Ik adem zwaar.
Terwijl ik in de verte de versterking hoor arriveren zie ik dat moeder even afgeleid is. Van dat moment maak ik gebruik door het kind uit haar handen te grissen, weg van het mes. Dan gaat alles heel snel. Moeder wordt afgevoerd en naar ik later hoor wegens haar psychische problemen langdurig in een instelling opgenomen. Haar dochtertje groeit op bij familie. Eens in de zoveel tijd hebben we contact, ik wil graag weten dat het haar goed gaat.
Nu, op mijn laatste werkdag als wijkagent, is ze er, allang een volwassen vrouw. We praten even. Een blik van verstandhouding, een dikke knuffel en weg is ze, soepel plaatsmakend voor de volgende handenschudder. Een wolk van lavendel blijft de rest van de dag om me heen hangen.
*****************************************
Dit is één van de tien verhalen die de jury koos uit de inzendingen van onze verhalenwedstrijd. Lees hier meer over de wedstrijd, de mening van de jury en de andere negen verhalen (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3731926/nieuws/de_mooiste_verhalen_van_onze_lezers.html?page=1).