Acht vragen (en antwoorden) over zijn opvolger: de Wet verplichte ggz
Nog tien weken en de BOPZ bestaat niet meer. Per 1 januari wordt hij vervangen door de Wet Verplichte GGZ (Wvggz) en de Wet Zorg en Dwang (Wzd).
De BOPZ, de Wet Bijzondere Opname in Psychiatrische Ziekenhuizen, is een belangrijke wet binnen de ggz. Hij regelt wanneer iemand gedwongen mag worden opgenomen, hoe dat moet gebeuren en waar een psychiatrisch ziekenhuis aan moet voldoen. Per 1 januari regelen de Wvggz en de Wzd dat dus.
De Wet Forensische Zorg (Wfz), die gedwongen zorg als onderdeel van een strafmaatregel regelt, ging op 1 januari 2019 al in..
Van zorgprofessionals wordt verwacht dat zij op de hoogte zijn van de nieuwe wetten. Maar dat is nog niet zo simpel: wetteksten zijn niet eenvoudig te lezen en veel zaken moeten praktisch worden uitgewerkt. Vandaar dat een grote hoeveelheid cursussen en symposia wordt georganiseerd over deze wetten. GGZ Totaal draagt met deze FAQ een steentje aan die kennisverwerving bij.
Veel informatie is ook te vinden op onze speciale pagina over wetgeving. (https://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89784/pagina/wetgeving.html)
De BOPZ gaat over in twee (of drie) andere wetten. Waarom kon het niet bij één wet blijven?
De wetgever gaat er van uit dat met twee afzonderlijke wetten de rechtsbescherming van psychiatrische patiënten aan de ene kant en mensen met een verstandelijke beperking of dementie aan de andere kant beter wordt geregeld. Psychiatrische patiënten hebben nu eenmaal andere kenmerken en belangen dan mensen met een verstandelijke beperking of dementie. Met afzonderlijke regelingen sluit de wetgeving daar beter op aan, zo is de verwachting van de overheid.
Hetzelfde geldt voor de Wet forensische zorg. Juridische maatregelen vanwege strafbare feiten, helemaal of deels gepleegd als gevolg van een psychiatrisch probleem, vragen om een heel andere wetgeving. Er is immers niet alleen sprake van een zorgbehoefte, maar ook van een strafmaatregel.
Waar ligt de scheidslijn tussen de drie wetten?
In de praktijk zal er een grijs gebied zijn tussen de drie wetten. Bijvoorbeeld: veel mensen met een verstandelijke beperking hebben ook een psychiatrisch probleem; een aandoening als beginnende dementie is niet altijd duidelijk vast te stellen en niet altijd zal duidelijk zijn of een psychiatrisch probleem de oorzaak is van een strafbaar feit. Ondanks deze grijze gebieden zijn er In grote lijnen de volgende criteria:
De Wet Verplichte ggz (Wvggz) geldt voor mensen bij wie een psychische stoornis leidt tot gedrag dat ernstig nadeel veroorzaakt voor henzelf of voor anderen. Als er geen vrijwillige zorg mogelijk is om dat ernstig nadeel weg te nemen, kan de rechter verplichte zorg opleggen.
Daarbij zijn belangrijke voorwaarden dat de verplichte zorg (1) de enige manier is om het ernstige nadeel weg te nemen, dat het (2) proportioneel is en (3) effectief.
De Wvggz is er dus niet voor mensen met een verstandelijke beperking of dementie; voor hen geldt de Wet Zorg en Dwang.
De Wet Zorg en Dwang (Wzd) is van toepassing op mensen die aangewezen zijn op langdurige zorg op grond van een psychogeriatrische stoornis (meestal dementie) of een verstandelijke beperking, ongeacht of zij zijn opgenomen of thuis wonen. Het kan gaan om mensen met of zonder indicatie.
De Wet Forensische Zorg (Wfz) geldt zodra geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg of verstandelijk gehandicaptenzorg onderdeel is van een straf of maatregel. Deze zogenoemde forensische zorg wordt door de rechter opgelegd aan iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd en lijdt aan een stoornis of verstandelijke beperking.
De zorg kan plaatsvinden in speciale klinieken, tbs-inrichtingen of buiten een instelling.
In deze FAQ komt alleen de Wvggz aan de orde. Kijk voor informatie over de andere wetten onze speciale pagina met informatie en links over de wetgeving.
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de BOPZ en de Wvggz?
Misschien van minder belang, maar de Wvggz heeft een andere terminologie. Twee belangrijke termen zijn ‘crisismaatregel’ en ‘zorgmachtiging’.
De burgemeester legt onder de Wvggz een crisismaatregel op, te vergelijken met de huidige IBS. Het gaat echter om gedwongen zorg en niet per se om een gedwongen opname. Dat was onder de BOPZ wel het geval.
De rechter legt onder de Wvggz een zorgmachtiging op, te vergelijken met de huidige Rechterlijke Machtiging. Ook hier geldt, dat het niet om een opname hoeft te gaan, maar om psychiatrische zorg. Het kan dus ook gaan om gedwongen innemen van medicatie, gedwongen begeleiding of gedwongen activiteiten.
Eén van de grote problemen in de BOPZ was, dat gedwongen zorg alleen mocht worden toegepast in een instelling. Als iemand een reële kans was op gevaar (vanwege een psychiatrisch probleem) en gedwongen medicatie was de enige optie, dan was een opname vrijwel onontkoombaar. De BOPZ maakte dus dat er meer dwang werd toegepast dan strikt noodzakelijk was. In de nieuwe wet mag – onder strikte voorwaarden – ook dwang worden toegepast buiten de instelling.
Dus een hulpverlener kan je straks dwingen in je eigen huis medicatie in te nemen?
Niet zondermeer. Voordat verplichte zorg gegeven mag worden moet een zorgvuldig traject worden doorlopen. Uiteindelijk moet de rechter door middel van een zorgmachtiging vaststellen welke maatregelen van verplichte zorg geleverd mogen worden. Die moeten doelmatig zijn (ze moeten het gevaar voorkomen); ze moeten proportioneel zijn (in verhouding met wat je wilt voorkomen); er moeten geen lichtere maatregelen voorhanden zijn en de veiligheid van de betrokkene en de maatschappij moeten beschermd zijn.
Gedwongen worden om medicatie in te nemen kan dus alleen als lichtere methoden niet helpen en er serieus gevaar dreigt.
Een crisismaatregel lijkt enigszins op de zorgmaatregel. Groot verschil is dat de burgemeester zijn of haar toestemming moet geven én er zoveel haast is geboden dat een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. Een psychiater kan die toestemming (meestal met een medische verklaring) aan de burgemeester vragen.
Wie gaat zo’n maatregel aanvragen? Kan een willekeurige buurman dat doen?
De aanvraagprocedure voor verplichte zorg verandert en wordt daarmee voor een aantal instanties gecompliceerder. Dat komt ten eerste omdat die aanvraag via meer wegen binnen kan komen bij de zorginstelling: via justitie, gemeente, familie en de behandelaar.
De Wvggz bepaalt namelijk dat iedereen de mogelijkheid krijgt om bij de gemeente een melding te doen als hij van mening is dat iemand (verplichte) psychische zorg nodig heeft. De gemeente moet die melding onderzoeken (verkennend onderzoek) en eventueel de route naar een ‘zorgmachtiging’ in gang zetten.
Uit dat verkennend onderzoek moet blijken of er zorg nodig is. Als er zorg nodig is en iemand daarvoor openstaat wordt het verkennend onderzoek afgesloten. Een professional met ggz-expertise zal dit gesprek voeren. Als vrijwillige zorg geen oplossing is, moet het proces naar een zorgmachtiging worden opgestart. Ook dan wordt het verkennend onderzoek afgerond. Dit leidt niet automatisch tot een daadwerkelijke zorgmachtiging: de rechter moet immers nog een uitspraak doen. Daarnaast kan uiteraard ook een uitkomst zijn dat er helemaal geen zorg nodig is.
Het uitgangspunt blijft altijd ’ultimum remedium’: verplichte zorg mag alléén worden gegeven als er géén andere mogelijkheden meer zijn. Het is dus van groot belang om te weten wat iemand zelf wil en wat zijn familie of andere betrokkenen kunnen en willen doen.
Dan vraagt iemand zo’n maatregel voor je aan. Kan je je daar nog tegen verweren?
In de nieuwe wet is meer ruimte voor inspraak. Een burgemeester die een aanvraag krijgt voor een crisismaatregel is verplicht de persoon te (laten) horen, tenzij er gegronde reden is dat niet te doen (bijvoorbeeld als iemand niet aanspreekbaar is, of het gevaar te acuut is). Ook de familie moet daarbij worden betrokken.
In het aanvraagproces van een zorgmachtiging krijgt de betrokkene de mogelijkheid krijgt om zelf een plan van aanpak te schrijven en zo verplichte zorg te voorkomen. Dit geeft de betrokkene regie in het hulpverlenersproces. Een aantal instrumenten die zijn opgenomen in de wet om duidelijk je voorkeuren kenbaar te maken zijn: een zorgkaart, eigen plan van aanpak en een zelfbindingsverklaring.
Hulpverleners moeten zo veel mogelijk aan dit plan van aanpak voldoen, tenzij de wensen van de cliënt in strijd zijn met goed hulpverlenerschap. Uiteindelijk beoordeelt de geneesheer-directeur van de instelling die de zorg moet regelen of het plan volstaat om verplichte zorg te voorkomen.
In de nieuwe wet heeft de cliënt tijdens de hele periode van verplichte zorg meer invloed. Hulpverleners moeten regelmatig met de cliënt overleggen en de zorg samen evalueren. De cliënt heeft het recht om aan te geven welke zorg en behandeling zijn voorkeur heeft.
Ook moet er tijdens de verplichte zorg steeds aandacht zijn voor de maatschappelijke situatie: mee kunnen doen in de maatschappij of alvast voorbereid worden om na de behandeling weer een maatschappelijk leven op te bouwen is met de Wvggz dus meer een onderdeel van de behandeling dan onder de Bopz.
Ik lees steeds dat het moet gaan om ‘ernstig nadeel’. Dat is nogal een ruim begrip.
De wet is vrij duidelijke over wat er onder ‘ernstig nadeel’ moet worden verstaan, namelijk (het aanzienlijke risico) dat:
* de patiënt zichzelf of anderen in levensgevaar brengt, ernstig lichamelijk letsel toebrengt, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade toebrengt, ernstig verwaarloost of ‘maatschappelijk ten onder gaat’, of als zijn eigen ontwikkeling ernstig verstoord is of hij andermans ontwikkeling ernstig verstoort;
* de veiligheid van de patiënt bedreigd wordt, al dan niet onder invloed van een ander;
* het gedrag van de patiënt zo hinderlijk is dat het agressie van anderen oproept;
* de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Er is veel te doen geweest over de invoering van deze wetten. Is iedereen nu tevreden?
De meeste cliëntenorganisaties lijken tevreden over de nieuwe wet. Van Ypsilon had de wet eerder van start mogen gaan, meldde de organisatie (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3680023/nieuws/belangenorganisaties_positief_en_bezorgd_over_nieuwe_wet_verplichte_ggz.html) kort nadat de Wet in januari 2018 door de Eerste Kamer was aangenomen. Volgens directeur Bert Stavenuiter bleven er echter ook zorgen: “Passend bij de waan van de dag is er veel aandacht voor personen die overlast veroorzaken. De overlastbestrijding moet niet het doel zijn van de dwang. Daarom is het goed te zien dat familie gezien wordt als belangrijke stemhebbende. Voor hen is overlast bijna nooit een criterium: hen gaat het erom dat mensen die zorg nodig hebben, die ook krijgen.”
Ook MIND vond destijds dat de Wvggz een verbetering was ten opzichte van de BOPZ: vooral dat de rechter tot andere vormen van dwang kon besluiten dan alleen een gedwongen opname, waarmee de behandeling centraal staat en niet de gedwongen opname. Ook was MIND blij met de volwaardige juridische positie van de familie en de wettelijke status van de familievertrouwenspersoon. De mogelijkheid dat een cliënt verplichte zorg af kan wenden door een eigen plan van aanpak op te stellen werd ook als positief beoordeeld.
Maar ook MIND waarschuwde. Zo wil de koepel van cliënten- en familieleden niet dat mensen eerder in aanmerking gaan komen voor gedwongen zorg. Ook staat de koepel erop dat de geneesheer-directeur zijn werk volstrekt onafhankelijk genoeg gaat uitvoeren. “De toegang tot vrijwillige en ambulante zorg is slecht en er zijn lange wachtlijsten voor mensen met complexe psychische aandoeningen. Het mag niet zo zijn dat mensen daardoor onnodig in een crisis terecht komen en onder dwang moeten worden behandeld,” zei Marjan ter Avest, directeur van MIND, destijds.