Het verdwijnen van een beroepsgroep: angst of realiteit?
Wie zo’n zes jaar geleden had voorspeld dat er anno 2020 op zes plaatsen in Nederland een opleiding voor Spv zou bestaan en dat bijna overal een wachtlijst zouden zijn, was door de beroepsgroep uitgelachen. En niet zo’n beetje ook. In de ogen van velen was het op dat moment namelijk de vraag of de Spv überhaupt nog een toekomst had: het beroep zat knel tussen de Mbo-verpleegkundige aan de ene kant en de Verpleegkundig Specialist aan de andere kant. De eerste was weliswaar minder goed opgeleid, maar wel goedkoper. De tweede was hoger opgeleid en duurder, maar stond op de nominatie om hoofdbehandelaar te worden. De Spv had de boot gemist, het was een uitstervend ras, hij had zichzelf overbodig laten maken. Althans: dat was de beeldvorming.
Anno 2020 zijn er maar vier Hogescholen die een Spv-opleiding verzorgen, voor de meeste geldt dat er twee groepen per jaar starten met 25 leerlingen per jaar. Avans+ startte, na Breda, in 2018 zelfs een tweede opleiding in Amsterdam. In totaal worden er naar schatting per jaar 200 Spv-en opgeleid.
Geen verkorte opleidingen in de Europese gelijkschakeling
Het was overigens niet de eerste keer dat de opleiding onder druk stond. In het begin van dit millenium werd de bachelor-masterstructuur (BaMa) ingevoerd in het hoger en wetenschappelijk onderwijs, met als doel Europese titels en diploma’s gelijk te schakelen. In de BaMa-structuur krijgt een student met het diploma voor een driejarige bacheloropleiding toegang tot een mastersopleiding aan een Hogeschool of Universiteit.
De toenmalige Spv-opleiding, de mgz/ggz opleiding, viel echter onder de korte Hbo-opleidingen, die gevolgd kon worden na het behalen van het diploma Psychiatrisch Verpleegkundige en twee jaar werkervaring in de ggz. In de BaMa-structuur was echter geen plaats voor zulke korte Hbo-opleidingen. Het plan was dan ook dat Hbo-v studenten zich de laatste twee jaar van hun opleiding konden specialiseren in de ggz en dan automatisch Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige zouden worden, zoals de Hbov-er ook wijkverpleegkundige zou zijn.
Het plan strandde na hevige protesten van veel opleidingen. Ivonne van der Padt, destijds docent verpleegkunde aan de Hogeschool van Amsterdam in 2003 tegen het magazine ZorgWelzijn (https://www.zorgwelzijn.nl/aparte-opleiding-tot-sociaal-psychiatrisch-verpleegkundige-dreigt-te-verdwijnen-het-einde-van-de-gespecialiseerde-generalist-zwz012569w/): “Je gaat deze mensen, met weinig levenservaring en zonder praktijkervaring in de psychiatrie, inzetten voor mensen met complexe problemen. Dat kunnen ze helemaal niet. Dat kun je noch de patiënt noch die werknemer aandoen.”
Om het verhaal niet al te lang te maken: de Spv werd een post-Hbo opleiding, die gevolgd kon worden ná de Hbo-v en minimaal twee jaar werkervaring in de ggz. De Spv bleef een opleiding waar ervaring voor nodig was.
Voor wijkverpleegkundigen, die voorheen een gelijkwaardige opleiding volgden als de Spv, ging het plan wél door. Zij mochten na de Hbo-v direct als wijkverpleegkundige aan de gang. Het gevolg: minder waardering en veel (dreigende) overbelasting bij startende wijkverpleegkundigen door gebrek aan ervaring.
Hoofdbehandelaarschap
De Spv bleef ruim tien jaar na de invoering van de BaMa structuur een gerespecteerde en herkenbare beroepsgroep binnen de ggz. Maar in juli 2013 komt Minister Schippers met het plan het hoofdbehandelaarschap in te voeren. Een hoofdbehandelaar is in haar visie een (Big-geregistreerde) behandelaar, die de regie voert over de behandeling. De spreekwoordelijke spin in het web. Als uitgangspunt noemt de Minister negen beroepen die voor dat hoofdbehandelaarschap in aanmerking komen, onder andere de psychiater, de psychotherapeut en de GZ-psycholoog. In een eerdere versie staat de Spv ook in die lijst, maar in de uiteindelijke lijst blijkt hij verdwenen. De Verpleegkundig Specialist staat er wél bij, en dat steekt.
Wat er in de lobby achter de schermen is gebeurd, wordt niet helemaal duidelijk. De beroepsverenigingen voor artsen en psychologen vertegenwoordigden uiteraard hun eigen achterban. De beroepsvereniging voor de Spv, de Vereniging voor Verpleegkundigen (V&VN), lijkt vol in te hebben gezet voor de Verpleegkundig Specialist en de Spv te zijn vergeten.
Over de oorzaak daarvan zijn de meningen verdeeld: sommigen zeggen dat de Spv heeft zitten suffen, te arrogant is geweest over de eigen belangrijkheid. Dat de Spv meer bezig is geweest met het formuleren van de eigen identiteit dan met de veranderende wereld om hem heen. Anderen leggen de schuld bij de V&VN: ze voelen zich verraden of op zijn minst in de steek gelaten en niet vertegenwoordigd. Protest van de onderafdeling V&VN-Spv direct naar de Minister leidt tot een conflict tussen de bestuurder van de V&VN en de voorzitter van de Spv-vereniging, maar verandert niets.
Een latere omvorming van het hoofdbehandelaars naar regiebehandelaars maakt voor de Spv niet veel uit: ook voor regiebehandelaar komt de Spv niet in aanmerking. De praktische consequentie is dat patiënten van de Spv minimaal één of tweemaal per jaar gezien moeten worden door een hoofdbehandelaar. Die is immers eindverantwoordelijke. Dat kan een psychiater zijn, maar ook een GZ-psycholoog zonder ervaring in de sociale psychiatrie. Of, in de ogen van veel Spv-en een gruwel, door een Verpleegkundig Specialist.
Overbodig
Het doet de waarde van de Spv in waarde afnemen. In de eigen beeldvorming (zoals hier (http://www.venvn-spv.nl/pdfs/vakblad/sppdf/sp121/SP121-hoofd01.pdf) en hier (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3759561/nieuws/sorry_mevrouw_de_sociaal_psychiatrisch_verpleegkundige_komt_niet_meer.html?page=1)), maar ook in de ogen van sommige directies (zoals bijvoorbeeld bij Lentis). Want waarom zou je een dure opleiding betalen voor iemand die gesuperviseerd moet worden door een nóg duurder iemand? Vooral – maar niet alleen - in Groningen worden weinig Spv-en meer aangenomen.
Het heeft direct gevolg voor veel opleidingen. Het is één van de redenen dat de Hogeschool van Amsterdam zijn Spv-opleiding stopt, andere opleidingen hebben de grootste moeite om te blijven bestaan. Want niet elke groep kan starten wegens gebrek aan aanmeldingen en dat is een behoorlijke kostenpost voor de moederorganisatie.
In de instellingen ontstaat vervolgens een tekort aan Spv-en. Slechts ten dele door de beschreven onderwaardering, maar vooral vanwege de vergrijzing: een significant deel van de huidige Spv-en is rond de pensioenleeftijd. En, niet onbelangrijk, veel Spv-en gaan in de eerste lijn werken. Maar liefst 60% van de POH-GGZ is Spv, en dat percentage zou waarschijnlijk hoger zijn geweest als er meer Spv-en beschikbaar waren. De huisarts waardeert de Spv wél, en heeft door de aard van het werk veel vaker contact met een Spv. Veel vaker dan met, bijvoorbeeld, een psycholoog.
Een tekort dus. En opeens zien directies, al dan niet onder druk van bezorgde teamleiders, het nut in van een verpleegkundige discipline met ervaring in de ambulante psychiatrie. Want de ambulantisering gaat ook gewoon door, er wonen steeds meer mensen met psychiatrische problemen buiten het ziekenhuis en je wilt niet een net afgestudeerde GZ-psycholoog in het holst van de nacht op huisbezoek sturen naar iemand in een psychiatrische crisis.
Eindverantwoordelijk of niet, het is - met alle respect - een ander vak.
Anno 2020: de Spv
Uit de nieuwsbrief van de V&VN-Spv van april 2018 (http://www.venvn-spv.nl/pdfs/nieuwsbrief/nieuwsbrief-venvn-spv33.pdf): “Helaas krijgen wij steeds meer geruchten binnen over dat in 2020 de opleiding tot Spv stopt. Waar deze geruchten op gebaseerd zijn is bij ons onbekend. Wat wij wel weten is dat er nu ongeveer 250 verpleegkundigen worden opgeleid tot Spv, er een GGZ instelling is die de opleiding incompany gaat aanbieden voor 17 verpleegkundigen en dat de Spv blijft bestaan in de beroepenstructuur 2020.”
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de Spv-discipline in de meeste ggz-instellingen een belangrijke en gewaardeerde discipline is, enkele uitzonderingen daargelaten. Er lijkt echter ook een duidelijke angst te bestaan om niet gezien te worden (sommigen spreken zelfs van een Calimero-houding) en in een poging om die zichtbaarheid te vergroten zich meer op de eigen identiteit te richten dan op de ontwikkelingen in het veld. Voor een beroepsgroep die voornamelijk outreachend werkt is dat opvallend. Wat de Spv bij de cliënten bijzonder goed doet (naar buiten treden, proactief, contact met andere disciplines, oog voor de omgeving) lijkt ze na te laten als het om de eigen positie gaat.
Die angst om niet gezien te worden maakte dat de zorgen over de ontwikkelingen (minder aanstellingen bij een aantal ggz-organisaties, het gepasseerd worden voor het regiebehandelaarschap) makkelijk omsloegen in paniek. Dat was niet nodig geweest.
In de belangenbehartiging heeft de beroepsvereniging, de V&VN, belangrijke steken laten vallen. Of dat de Spv is aan te rekenen is de vraag, al is er waarschijnlijk wel te laat gereageerd. In ieder geval is de lobby van de Verpleegkundig Specialist beter geweest. Linksom of rechtsom, de V&VN heeft zich niet hard gemaakt voor de Spv, en dat is kwalijk.
Verpleegkundigen komen van nature slecht voor zichzelf op. Daarin is de Spv geen uitzondering. Toch zal de V&VN-Spv (lees: de leden) zich sterker moeten maken, anders is er over vijf jaar opnieuw een crisis in de beroepsgroep.
Voor dit artikel is contact gezocht met een twintigtal betrokkenen, met vijftien van hen is via de mail of de telefoon contact geweest. Dat wil overigens niet per se zeggen dat ze het met de conclusies eens hoeven te zijn: die zijn voor rekening van de schrijver.