‘Mijn moeder kook soep van tafelpoten’

Door: Willem Gotink

 

Een interview met de schrijfster: Aefke ten Hagen

 

Een meisje dat net elf jaar is geworden, gek is op gitaar spelen en op de muziekschool een leuke jongen ontmoet die ook gitaar speelt en die haar misschien óók wel leuk vindt. Maar dat laatste weet je natuurlijk nooit zeker, zeker niet als je pas elf bent. Tot zover een verhaallijn van dertien-in het-dozijn. Er is echter iets bijzonders aan de hand. Fiep’s moeder doet af en toe wat ál te uitbundig en dat levert gênante situaties op. Op andere momenten zit ze zo in de put dat ze haar bed niet uitkomt. Inderdaad, Fiep’s moeder heeft een bipolaire stoornis en er zijn maar weinig vriendinnen van Fiep die daarvan op de hoogte zijn. Want hoewel Fiep veel om haar moeder geeft, schaamt ze zich ook een beetje voor haar gedrag.
Het onvoorspelbare gedrag van haar moeder maakt het voor Fiep een stuk lastiger om gitaar te spelen bij de musical van school en om die leuke jongen -Mats- bij haar thuis uit te nodigen. Het zorgt er ook voor dat ze zomaar ruzie krijgt met haar beste vriendin.
Hoewel ik zelf de leeftijd van de doelgroep (10-14 jaar) ruimschoots gepasseerd ben, heb ik het boek in één ruk uitgelezen, nieuwsgierig als ik was naar hoe het allemaal af ging lopen.

“Strikt genomen is het geen ervaringsliteratuur”, mailt Aefke ten Hagen me terug als ik een interview probeer te regelen, “hoewel ik natuurlijk wel geput heb uit mijn eigen ervaringen.” En dus besluiten we dat we haar boek toch wel zo mogen noemen. Kinderboeken en ervaringsliteratuur is namelijk een schaarse combinatie.

Waarom heb je dit boek geschreven?

“Ik wilde een goed leesbaar boek voor kinderen om het onderwerp bij kinderen bespreekbaar te maken. Maar het moest ook gewoon een leuk leesbaar kinderboek zijn. En spannend, want anders leggen die kinderen het meteen weer weg. Vandaar dat er ook een spannende verhaallijn inzit en het niet alleen over een bipolaire stoornis gaat.
Het is belangrijk dat psychische kwetsbaarheiden bespreekbaar worden gemaakt, ook voor kinderen. Vroeger was het zo, en eigenlijk nog steeds: de vuile was hang je niet buiten. Als er wat aan de hand is, zeker als het om psychische kwetsbaarheden gaat, wordt het vaak binnenshuis gehouden. ‘Hang maar buiten die was’, denk ik dan, ‘laat er maar over praten’. Het is belangrijk om een vertrouwenspersoon te hebben, als je thuis zoiets meemaakt.”

Heb jij de indruk dat kinderen dat onderwerp door jouw boek al zijn gaan bespreken?

“Dat weet ik nog niet, ik weet wel dat er al veel kinderen zijn die mijn boek op school hebben gebruikt om een boekbespreking te houden. Dat betekent in ieder geval dat het onderwerp ze aanspreekt, maar misschien wakkert het ook bij andere kinderen in zo’n klas het idee aan dat ze er over mogen praten. Dat ze zich realiseren dat het niet iets geks is wat ze meemaken, maar dat het iets is om iemand in vertrouwen te nemen.
Dat bespreekbaar maken vind ik heel belangrijk, en of dat nou door mijn boek gebeurt of door iets anders, dat maakt me eigenlijk niet zoveel uit, als kinderen maar weten dat ze er over mogen praten, dat het geen geheim is.”

Je twijfelde er over of je boek onder de noemer ‘ervaringsliteratuur’ viel. Je schrijft, in ieder geval deels, wel degelijk uit ervaring.

“Ik heb inderdaad zelf een bipolaire stoornis, mijn vader had dat ook. Mijn eigen ervaring, hoe het is om heel hyper te zijn of juist heel depressief, heb ik zeker kunnen gebruiken. Ook mijn eigen ervaringen als moeder en ook wel mijn ervaringen als kind heb ik er in verwerkt. Echte gebeurtenissen uit mijn jeugd heb ik niet opgeschreven, maar wel het algehele gevoel, dat je voor een ouder moet zorgen en niet echt kind kan zijn. Dat je als kind heel erg last kunt hebben van een ouder met een bipolaire stoornis.”

Kunnen jouw kinderen het boek al lezen? Het boek gaat ook een beetje over hen, tenslotte. Wat vinden ze er van?

“Zij vinden het leuk en interessant dat ik een boek heb geschreven, ze hebben bijvoorbeeld de voorkant nagetekend. Ze begrijpen ook wel wat ik in het boek heb geschreven, maar ze zijn nog te jong om het zelf te lezen of echt te snappen dat het in zekere zin ook over hen gaat.”

Hoe is het überhaupt om een boek geschreven te hebben? Hoe zijn de reacties?

“Wat ik er van gelezen heb, is dat het heel goed ontvangen is. Gelukkig, want dat kan natuurlijk ook anders. Mensen zijn ook kritisch.
Het was lastig om voor kinderen te schrijven. Mijn uitgever vond bij de eerste versie dat ik teveel vanuit de moeder schreef, hoe erg het voor haar allemaal was. Daar heb ik een behoorlijke switch in moeten maken, om echt vanuit dat meisje te gaan denken. Dat heeft wel een aantal versies gekost. Ondanks mijn eigen jeugdervaringen, is het niet vanzelfsprekend om voor kinderen te schrijven. Je moet niet in te populaire taal willen schrijven, niet te kinderachtig, niet te ingewikkelde woorden.
Maar ik vind het wel het leukste wat er is.”

Staat het volgende boek al op stapel?

“Ja, ik ben er mee bezig. Waarschijnlijk over een jongetje dat opgroeit in een pleeggezin, omdat zijn vader een zwervend bestaan leidt. Het gaat dan eigenlijk om dat taboe, want er zijn genoeg dakloze mensen in Nederland die ook kinderen hebben, en daar is natuurlijk een enorme schaamte over, zowel bij die volwassenen als bij die kinderen. Daar moet dat boek dus over gaan.
Dit is niet iets dat ik zelf ervaren heb, maar ik kom het wel tegen op mijn werk bij Lister. Daar komen ook dakloze mensen met kinderen.
Dat zijn best heftige verhalen, dus ik dacht, daar kan ik ook wel een verhaal over schrijven.”

 

Aefke ten Hagen: Mijn moeder kookt soep van tafelpoten.
Uitgeverij Kluitman; 160 pagina’s; ISBN 9789020624861; € 14,99

5 - soep en tafelpoten 5 - soep en tafelpoten