De omgang met niet-weten
Maar hoeveel woorden moet je uitspreken om weer gezond te worden? Hoeveel herinneringen moeten daarvoor worden opgehaald? En wat als je niet praten kunt, je tong fysiek verlamd is, de woorden ergens achter in je keel, te diep gezonken om te worden opgehaald?
Verhalen over trauma of psychisch lijden hebben vaak de vorm van een sprookje: de verteller heeft een zwaar gevecht doorstaan, en is daar beter uit gekomen. De pijn is overwonnen en alle narigheid uit het verleden onderstreept slechts het huidige succes.
Voor wie zelf nog dagelijks worstelt met verwarrende en pijnlijke ervaringen biedt zo’n sprookje weinig troost. Er zijn immers al zoveel goedbedoelde adviezen, zelfhulpboeken en tips van mensen die het beter weten. Niet in de laatste plaats omdat het gemakkelijker is om antwoorden en adviezen te geven, dan om te luisteren met de aandacht die ervoor nodig is om werkelijk te kunnen horen. Dat soort aandacht vereist moed, geduld en empathie, want het is niet per se comfortabel om werkelijk bij de pijn van een ander te blijven.
Ik had me voorgenomen nooit meer zo’n kamer binnen te gaan, zo’n kamer met twee stoelen tegenover elkaar en een doos tissues op de tafel ertussen. Maar nog altijd ben ik bezig met overleven, eerder dan leven, en nog altijd is zelfs dat overleven bij tijden al te wankel, te precair.
Lange tijd had ik geen enkel vertrouwen in psychische hulpverlening, en dat was niet voor niets. Op de plekken waar ik hulp gezocht had, voelde ik me een nummer. Ik was niet meer dan een probleem dat opgelost moest worden, of tenminste gemanaged. Dat werkte averechts. Juist wanneer je het vertrouwen in de wereld hebt verloren, is het cruciaal omgezien te worden als een volledig mens, met alle complexiteit die daarbij hoort. De huidige inrichting van het zorgsysteem biedt hulpverleners daarvoor niet per se de ruimte. Protocollen kunnen bijdragen aan professionaliteit die juist in de omgang met kwetsbare mensen cruciaal is. Ze kunnen echter ook ontmenselijken, en elk zicht op individuen ontnemen.
Mij kostte het jaren voor ik na diverse afgeketste pogingen de moed kon opbrengen om opnieuw hulp te zoeken, en daarin ben ik geen uitzondering. Verdwijnpunt zou vermoedelijk nooit gepubliceerd zijn als ik niet uiteindelijk een therapeut gevonden had die bereid was om het risico met mij te nemen. Dat impliceerde ook het tonen van zijn eigen kwetsbaarheid, de bereidheid om zichzelf niet te verschuilen,maar het te laten zien als iets hem raakte, of als hij niet wist wat hij kon doen.
Misschien is dat ook waar Verdwijnpunt over gaat: de omgang met niet-weten. Het niet-weten wat een ander precies doormaakt, dat te durven erkennen en juist daardoor beter te luisteren en er daadwerkelijk te zijn. Als je een vreemde in je eigen leven bent geworden, heb je zo’n luisteraar nodig. Iemand die bereid is om je echt te leren kennen, zonder oordeel of advies, ook als je nog midden in dat pijnlijke verhaal zit, als er geen einde in zicht is. Want soms moet er eerst iemand luisteren voordat je je eigen stem kunt horen. Soms moet je eerst door een ander worden gezien voordat je jezelf ook maar kunt waarnemen.
Dat is niet zomaar kunde. Dat is kunst
------------------------------------------------------------------
Wytske Versteeg (1983) schrijft romans en non-fictie. Ze debuteerde in 2012 met De wezenlozen, dat de Vrouw Debuutprijs won en terechtkwam op de longlist van de AKO Literatuurprijs. Haar tweede roman Boy won de BNG Nieuwe Literatuurprijs en stond op de longlist van de Libris Literatuur Prijs. Daarna verschenen haar veelgeprezen romans Quarantaine (2015) en Grime (2017). In 2020 won Versteeg de Frans Kellendonkprijs voor haar werk als romanschrijfster en essayiste. Haar werk werd in zes talen vertaald. Haar meest recente boek is Verdwijnpunt (2020), een persoonlijke zoektocht langs de verschillende facetten van pijn en de gevolgen van geweld en machteloosheid.