Gemeenten en hun taak als regievoerder over ggz-preventie
Drie jaar geleden sloten zeventig partijen het Nationaal Preventieakkoord. Onder hen bevonden zich patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, sportbonden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de Rijksoverheid. Doel: het terugdringen van roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik.
Dat Preventieakkoord moet worden uitgebreid, schreef een brede maatschappelijke coalitie van nóg eens zo’n twintig organisaties vorige week in een brief aan informateur Hamers (https://www.ser.nl/nl/Publicaties/preventieakkoord-verbreden): er moet (onder andere) meer aandacht komen voor de mentale gezondheid van de Nederlander. Overigens is
Mariétte Hamers naast informateur óók voorzitter van de coalitie: zij is dus ontvanger én afzender van de brief, die ze ondertussen goed zal kennen.
Waar staan we eigenlijk met het preventiebeleid als het gaat om de Mentale Gezondheid van de Nederlander, voorheen ggz-preventie?
In het eerste deel van deze serie (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3874669/nieuws/dweilen_met_een_open_kraan_voorkomen_is_beter.html?page=2) kwam naar voren dat een groot deel daarvan sinds 2006 onder verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. Critici (of cynici?) stellen dat sindsdien moet worden geconcurreerd met de aanschaf van lantaarnpalen. Maar is dat zo?
Alle andere artikelen in de serie over preventie vind je hier (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/serie%20preventie).
De gemeenten aan het woord
Zes gemeenten in het land gaven desgevraagd een uitgebreid (maar niet per se volledig) overzicht van hun activiteiten op het gebied van ggz-preventie. Als er al geconcurreerd moet worden met de aanschaf van lantaarnpalen, dan blijkt dat in ieder geval niet uit het palet van activiteiten die deze gemeenten (laten) organiseren. Wat direct opvalt, is het grote aantal organisaties dat betrokken is bij de activiteiten: maatschappelijk werk, (uiteraard) ggz-organisaties, GGD, onderwijsinstellingen, zelfstandige trainingbureaus, thuiszorg, patiëntenorganisaties, het Leger des Heils, geestelijk verzorgers, welzijnswerk, vrijwilligersorganisaties en nog een groot aantal anderen.
De onderwerpen die genoemd worden, laten daarbij zien, dat de gemeenten het stokje in 2006 niet kritiekloos hebben overgenomen en voortgezet. De ambitie lijkt groot. Er zijn onderwerpen die van oudsher ook binnen de ggz-kaders werden georganiseerd: van suïcidepreventie tot opvoedondersteuning, gespreksgroepen voor ouderen met depressieve klachten en voor jongeren met verlieservaringen, cliëntondersteuning door ervaringsdeskundigen, casemanagement bij dementie, scholing in Mental Health First Aid, verslavingspreventie, ondersteuning van slachtoffers van seksueel geweld, zijn een kleine greep uit het bijzonder veelzijdige aanbod.
Maar onze inventarisatie laat ook zien dat er breder kan worden gekeken dan in de periode dat deze vorm van preventie nog onder de ggz-instellingen viel: zo noemt de gemeente Noardeast-Fryslân het armoedeplatform als onderdeel van de ggz-preventie. Dat klinkt misschien vreemd, maar blijkbaar is men er in Noardeast-Fryslân goed van op de hoogte dat armoede en psychische problematiek sterk samenhangt. Veel mensen met psychische problemen geraken in de schulden, veel mensen krijgen mentale problemen als gevolg van schulden. De gemeente die in slaagt armoede en schulden te voorkomen, zal ook minder druk op psychische hulpverlening ondervinden.
De gemeente Den Haag noemt het project ‘Buurtgezinnen’: gezinnen die het zwaar hebben worden gekoppeld aan een warm en stabiel gezin in de buurt, voor alledaagse en gelijkwaardig hulp op vrijwillige basis. “Zo krijgen kinderen extra liefde en aandacht, en worden ouders even ontlast”, schrijft de woordvoerder. Ook hier: breder en daarmee misschien wel effectiever dan het sturen op ggz-preventie alleen.
Kunnen de gemeenten dit aan…
De vraag die rijst is of de gemeenten eigenlijk wel op hun taak berekend zijn en of er voldoende kennis in huis is om de regie te voeren op dit onderwerp. De zes gemeenten zijn daar in grote lijnen eensgezind in. “Ja”, is het eensluidende antwoord. Alle zes wijzen ze er op dat zijzelf misschien niet alle kennis in huis hebben, maar de partners waar zij mee samenwerken wél.
De woordvoerder van de gemeente Venlo: “De vraag suggereert alsof we als gemeente alle activiteiten daadwerkelijk zelf uitvoeren. Net als zorgverzekeraars zijn we financier en hebben we een rol als opdrachtgever. (…) We zien het vooral als onze taak om zorg te dragen voor voldoende, kwalitatief goed ondersteuningsaanbod. Dan gaat het dus vooral om hoe je als opdrachtgever je rol vervult en samenwerkt binnen allerlei netwerken met relevante partners.”
En Maastricht: “De rol van de gemeente ligt met name op het terrein van het verbinden van de verschillende uitvoeringspartners en vragen die vanuit de samenleving komen en op die wijze in gezamenlijk te komen tot een zo adequaat mogelijke netwerk van preventie activiteiten.
De andere vier gemeenten zeggen met zoveel woorden hetzelfde: “De partijen die de preventieve activiteiten uitvoeren hebben voldoende kennis in huis voor het uitvoeren van hun taak, niet zozeer de gemeente zelf.”
…of hoort dit ergens anders thuis?
De gemeenten hebben de preventietaak in 2006 toegewezen gekregen en – in ieder geval de gemeenten die gereageerd hebben - voeren die taak naar beste weten uit. De vraag of een andere instantie of een andere bestuurslaag meer aangewezen is om deze taak op zich te nemen, lijkt voor de meeste gemeenten een gepasseerd station. De woordvoerder van de gemeente Utrecht stelt het kort en bondig: “De taak is bij ons belegd, we hebben geen aanleiding voor de opvatting dat dit elders zou moeten.”
Groot voordeel van de gemeente als regievoerder lijkt de mogelijkheid problemen in hun samenhang aan te pakken, zoals hiervoor ook al bij armoedebestrijding en de Buurtgezinnen werd beschreven. Schouwen-Duiveland daarover: ”Als gemeente willen wij graag onze inwoners benaderen vanuit een geheel mensbeeld en niet vanuit één deelprobleem. Het preventie-aanbod richt zich daarom ook op de samenhang met elkaar”.
Dat de gemeente de juiste bestuurslaag is voor de regie van preventie-activiteiten, wil niet zeggen dat het beleid binnen de gemeentegrenzen moet blijven, schrijft de woordvoerder van de gemeente Maastricht: “De gemeente is mijn inziens als overheidsinstantie de beste bestuurslaag om dit lokaal aan te sturen. Uiteraard is een hechte samenwerking met andere gemeenten en de andere bestuurslagen noodzakelijk, want ggz-problematiek stopt niet aan de gemeentegrens.”
Benaderde gemeenten
Een steekproef van vierentwintig gemeenten is via de mail benaderd om antwoord te geven op onze vragen over ggz-preventie.
Van Maastricht, Utrecht, Schouwen-Duiveland, Den Haag, Noardeast-Fryslân, Venlo, Groningen en Stadskanaal ontvingen we een uitgebreid overzicht, die in loop van de serie worden verwerkt.
De gemeente Leeuwarden meldde geen tijd en belangstelling te hebben.
Van de gemeenten Assen, Zwolle, Arnhem, Lelystad, Haarlem, Middelburg, ’s Hertogenbosch, De Wolden, Winterswijk, Baarn, Helmond, Gouda, Noordoostpolder, Hellendoorn, Bergen (NH) ontvingen we (nog) geen reactie.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op 25 mei 2021, als deel 2 van een serie over ggz-preventie; Het eerste deel verscheen op 26 april:
- Wat is er geworden van preventie in de ggz? (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3874669/nieuws/dweilen_met_een_open_kraan_voorkomen_is_beter.html?page=2)
Deel drie: Vroegsignalering: hoe eerder, hoe beter (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3885246/nieuws/vroegsignalering_hoe_eerder_hoe_beter.html?page=2)
Na de zomervakantie volgt:
- Te verwachten:
* 27 september: de ggz-instellingen en preventie
Daarna elke vierde maandag van de maand een artikel waarin één doelgroep of onderwerp wordt uitgelicht.
-----------------------------------------------------------
Willem Gotink is SPV en socioloog, werkzaam als poh-ggz en als hoofdredacteur van GGZ Totaal.
In de periode 2000 - 2010 werkte hij voor de preventie-afdeling van de Parnassia Groep (voorheen GGZ Dijk en Duin, voorheen Riagg ZW)