De straten komen me vaag bekend voor, maar waren die gebouwen altijd al zo vreemd vervormd? Ergens weet ik dat mijn ogen normale huizen zien, maar mijn brein vervormt ze haast onherkenbaar.
En waren mensen altijd al zo opvallend? Ik wil iedereen aanstaren om me er te van te vergewissen dat ik zie wat ik lijk te zien, maar ik kan niet scherp stellen op de vage vlekken die mensen moeten zijn.
Hoewel ik waarschijnlijk loop in de stad waar mijn psychotraumatherapeut praktijk houdt, spreken de mensen hier een vreemde taal die heel veraf klinkt, terwijl er tevens in mijn oor geschreeuwd wordt.
De wezens (zijn het wel mensen?) lopen en zweven dan weer heel snel, dan juist heel vertraagd.
Ik neem ze waar als door een grijze mist, imponerende contouren die pas helder worden als ze dichtbij me zijn.
Te helder.
Te dichtbij.
Ik voel me gejaagd, angstig voortbewegend over onbekend bekend terrein. Weggelopen uit de spreekkamer. Weggevlucht voor mijn eigen woorden en mijn eigen schrik van mijn eigen herinnering. Een actie die, nu ik eraan terug probeer te denken, al van alle kleur is ontdaan. Grijs als een vage potloodschets. Hoe lang geleden was dat? Een minuut? Een uur? Een dag?
De respectievelijke veiligheid van de spreekkamer en mijn psychiater achter me latend in mijn vlucht.
Wat is veilig als altijd alles onveilig was? Hoe herken je dan wat veilig is? Wat als bekend niet hetzelfde is als veilig, maar je wel altijd zoekt naar wat bekend is?
Mijn gedachten verwarren me meer dan de waarneming van mijn omgeving. Ik geef ze snel af aan de grijze stille mist die zich om me heen heeft geslagen en waar ze al gauw oplossen. Enkel het angstgevoel blijft over.
Door mijn grijze mist die ook hangt tussen gebouwen die te groot en tegelijk te klein zijn voor de ruimte die ze innemen, gaan schaduwen dreigend langzaam-snel-langzaam-snel voorbij.
Waarheen kan ik vluchten? Waar schuilt precies het gevaar wanneer juist àlles onveilig is?
Gelukkig hoef ik dat rare lichaam dat enigszins op het mijne lijkt niet te besturen. Zo houterig en met een voortgang die steeds stokt tot stilstaan om zich te oriënteren in een fictief gemaakte stad.
Ik neem waar. Observeer hoe bange ogen proberen nog iets te normaliseren. Ik zie handen die krampachtig steun zoeken tegen gebouwen die er misschien niet eens echt staan.
Die schaduwen blijven als op een lopende band met een wisselend tempo voorbij schuiven. Ze zien dat verloren lichaam niet. Ik besta niet meer. Ik ben onzichtbaar. Angstig en alleen. Machteloos overgeleverd aan de coping van mijn eigen brein die de werkelijkheid niet aan kan.
Eén schaduw maakt zich los uit de beangstigende massa en komt naast me lopen, behoedzaam op afstand. Mompelt in een vreemde taal. Totdat ik hem versta: ”Ik heb je gevonden!”.
Ik ben gevonden.
Mijn therapeut heeft me gevonden.
Veilig, eindelijk weer veilig.
-------------------------------------
Dit is één van de acht verhalen die de jury uit alle inzendingen van onze verhalenwedstrijd koos.
Hier vind je de andere zeven inzendingen die de shortlist haalden en het jury-verslag. (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-4094002/nieuws/de_jury_heeft_gesproken.html?page=3)