Jaren geleden besloot ik mezelf never nooit meer op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik had drie dagen Paaz achter de rug. De tweede nacht kreeg ik na vreselijke krampen en veel bloedverlies een miskraam terwijl ik met drie anderen door dunne gordijnen gescheiden werd. Na een gil kwam enige tijd later een verpleegkundige vanuit haar glazen hok naar me toe. Zwijgend nam ze de vuistgrote vrucht in de luier die ik droeg met zich mee. Dat was het. Niemand kwam er die nacht en de volgende dag op terug. Ik vertrok omdat het buiten toch een stuk minder erg bleek dan daarbinnen. Daarna fietste ik elke dag naar het zwembad en zwom me na enige tijd uit mijn depressie.
Nooit, nóóit meer.
En hier zit ik dan in het gekkenhuis van Woerden. Wat een afgang. Wat een falen. Ik heb het thuis niet gered. Omdat het echt niet meer ging leek de enige optie tóch naar het gekkenhuis. Ik was te eenzaam en de muren kwamen zo op me af. De laatste dagen leek zelfs het plafond van mijn prachtige nieuwe huis naar beneden te komen. Ik kon soms nauwelijks meer ademen. Ik at bijna niet meer en douchen kon ik ook nog maar zelden opbrengen. Ik ging alleen de deur nog uit voor sigaretten en hondenvlees. Voor de hond, niet voor mij.
Nu heb ik al drie nachten in mijn ziekenhuisbed geslapen. Matras en kussen van plastic. Een eigen kast zonder slot en hangertjes. Doorwaakte nachten waren het, natuurlijk! Ik hoor mijn kamergenootje woelen, ze heeft waarschijnlijk nachtmerries over calorieën. Ze is broodmager maar voelt zich veel te dik. Als om 8.00 uur de wekker gaat ben ik net in slaap gevallen en dringt de depressie zich dubbel en dwars aan me op. Ik wil niet wakker, ik wil niet meer. Na talloze keren snoezen dan toch maar opstaan want om 9.00 uur is de dagopening. Daar vertelt iedereen, de meeste op fluistertoon, dat ze zo rot geslapen hebben en zich zo vreselijk voelen. De verpleging wenst iedereen persoonlijk sterkte toe en dat was het.
Na de zoveelste sigaret bij een hoge tafel waar je alleen maar mag staan onder de afzuigkap, op naar de creatieve therapie. Ik knip een vlinder uit vilt en er zitten volwassen grote kerels een kleurplaatje met kleurpotloodjes te maken. Ik zie de therapeutische waarde er niet van in. Gelukkig kan ik na afloop weer lekker anderhalf uur naar de rooktafel. Er is veel vrije tijd en de gesprekken rond de asbak gaan steevast over ellende, verderf, ziektes en het verlangen naar de dood. Heel soms is er even iets om te lachen.
Ik verafschuw de verplichte groepsgesprekken. Vanochtend heb ik uitgebreid aan moeten horen wat voor ’n speciale band iemand had met haar konijn. Het beest zou haar zo goed aanvoelen. Ze fluistert het bijna. Gelukkig duren dit soort sessies nooit erg lang. De lunch verloopt in stilte, ik ben bang dat het kraken van mijn cracker te luid is. Ik wil wel vragen of iemand nog een goeie mop weet maar laat het maar.
Andere columns van Niki Stoker vind je hier (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/stoker)