Toen ik nog zeer depressief voor apegapen lag heb ik me op gegeven voor de Running therapie. Je moet toch wát. De bedoeling is dat je volgens een goed uitgedacht schema uiteindelijk een half uur kan rennen en dan het felbegeerde beloningsstofje aanmaakt. Gelukkig duurde het nog enkele weken voordat ik me bij het groepje renners kon aansluiten. Ik zag er nogal tegenop. Gewoon lopen vond ik al een klus.
Al een aantal jaren zie je op straat meer joggers dan wandelaars. Dik, dun, jong of oud. Meestal in flitsende, strakke pakjes met om de ene bovenarm een bloeddrukmeter annex stopwatch en om de andere bovenarm natuurlijk de telefoon. Het is hot om je te voet sneller te verplaatsen dan normaal en dan ook nog een telefoongesprek te voeren.
Ik heb het altijd vermakelijk gevonden om de gezichten van de ploegers te bestuderen. Benauwd piepend met een van pijn vertrokken gelaat vaak. Gutsend zwetend. Een enkele keer heb ik wel eens 112 willen bellen omdat ik dacht dat een hardloper aan het bezwijken was. Telkens was ik dan blij dat ik dat niet hoefde van mezelf.
En daar loop ik dan nu twee keer per week te rennen in een Utrechts park. Mijn ouders namen ons heel vroeger wel eens mee naar dit park. We keken daar op een bruggetje naar enorme vissen die hele bergen brood weg hapte vlak voor je neus. Dat maakte op mij grote indruk. Ik was een jaar of vijf en kon niet bevroeden dat ik vijfenveertig jaar later op diezelfde plek met een groepje mede depressievelingen zou rond hobbelen om een stofje te produceren waardoor het leven weer de moeite waard zou worden.
In een sukkeldrafje liep ik de laatste keer acht keer één minuut. Na afloop word ik de hemel in geprezen door de twee lieve begeleidsters zodat ik het gevoel had een wereldprestatie te hebben geleverd. Een prestatie van niks als je hem vergelijkt met het uitzitten van een maandenlange depressie met dagenlang in bed liggen of voor je uit zitten kijken. Ik heb mezelf niet beloond toen ik weer uit die situatie kroop, wat gek eigenlijk dat ik dat wel doe als ik een paar minuten wat harder loop dan normaal.
Wat mij het meest op viel toen ik in Afrika verbleef was dat de mensen daar een aangeboren gevoel van liefde voor zichzelf hebben. Of mensen daar nou blind, doof, scheel, mooi of gehandicapt waren , ze beseften dat ze een unieke creatie waren waar ze onvoorwaardelijk van mogen houden. Precies hierdoor zijn de mensen daar zoveel rijker dan hier. Wij gaan massaal hardlopen, in flitsende pakjes met onze IPhone om de arm, hopend dat we gebeld worden zodat we de buitenwereld kunnen laten zien hoe belangrijk we zijn. We maken dan een stofje aan waar we blij van worden.
En ik doe daar aan mee omdat ik geen aangeboren zelfliefde heb. Ik moet rennen om een goed gevoel over mezelf te krijgen. Op z’n minst een half uur achtereen. Gutsend van het zweet, net als de kudde joggers om mij heen.
Lees hier andere columns van Niki Stoker (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/stoker)