IGJ neemt suïcidepreventie onder de loep en gaat anders beoordelen

De IGJ vindt het belangrijk om bij te dragen aan het verminderen van het aantal suïcides in Nederland. Daarom gaat de inspectie zich minder richten op het beoordelen van onderzoeken na een suïcidemelding en meer op het ontwikkelen van preventiebeleid en verbeteracties na evaluaties. Daarbij moeten de naasten en nabestaanden van een patiënt nog meer worden betrokken.

Dat meldt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd op 18 juli (https://www.igj.nl/actueel/nieuws/2024/07/18/toezicht-op-uitvoering-beleid-suicidepreventie-door-ggz-instellingen). Het nieuwe beleid komt voort uit uitgebreide gesprekken met twaalf grote ggz-instellingen. De inspectie vindt het belangrijk dat de instellingen de naasten van een patiënt nog meer betrekken bij de behandeling van suïcidaal gedrag en de naasten betrekken bij de evaluatie van een suïcide of suïcidepoging. De mening van de nabestaanden over de geleverde zorg kan instellingen helpen om te leren en te verbeteren. Als daardoor het onderzoek langer duurt, heeft de inspectie daarvoor alle begrip, aldus de IGJ. 

Naasten

Alle instellingen vinden het betrekken van naasten, zoals een partner of familie, belangrijk bij de behandeling. Ze besteden daar actief aandacht aan. Instellingen bieden naasten bijeenkomsten en programma’s of apps aan met voorlichting over psychische klachten en omgaan met suïcidaliteit. Soms volgen de naasten deze voorlichting samen met de patiënt. Ervaringsdeskundigen kunnen daarin een rol spelen. Na een suïcide worden naasten steeds beter betrokken bij de evaluatie, zeggen ggz-instellingen, maar voor het onderzoek is nog geen richtlijn of format: ‘Hoe doe je zo’n gesprek, welke vragen stel je, wat moet besproken worden?’ Sommigen hebben wel stappenplannen of handvatten op hun intranet staan. Verder zeggen veel zorgverleners dat een onderzoeksperiode van acht weken te kort is om nabestaanden goed mee te nemen.

Dossier

Veel instellingen vragen standaard de suïcidaliteit uit bij de intake van een patiënt, maar de registratie in het dossier laat te wensen over. Zo staat suïcidaliteit soms op verschillende plekken beschreven, kunnen zorgverleners niet overal bij vanwege de AVG of zijn formulieren en documenten moeilijk te vinden.

Organisatie

De instellingen hebben hun interne organisatie wel goed voor elkaar, concludeert de IGJ. Een suïcide wordt altijd geëvalueerd door het behandelend team. Zij bespreken en beoordelen wat er is gebeurd. Daarbij kunnen ook andere zorgaanbieders aanwezig zijn, bijvoorbeeld de huisarts. Het team neemt contact op met de geneesheer-directeur als er mogelijk aanwijzingen zijn voor onvoldoende zorg. Het doel van de evaluatie is om te ontdekken wat er kan of moet verbeteren. Het resultaat van de verbeteringen wordt regelmatig besproken door de raad van bestuur met de geneesheer-directeur en de directies. Er wordt benadrukt dat het goed is om zo’n onderzoek intern te laten plaatsvinden, zonder externe ogen. Daardoor is de veiligheid en openheid voor de medewerkers groter. Bij de nabespreking van een suïcide ligt de focus niet op een ‘fout’ van de zorgverlener. De vraag is wat men samen kan leren en wat er valt te verbeteren.

Scholing

Meer dan de helft van de instellingen meldt dat zij standaard nazorg organiseren voor medewerkers en medepatiënten na een suïcide. Alle instellingen organiseren scholing voor de zorgmedewerkers. Hoe en hoe vaak verschilt wel. Sommige instellingen gebruiken de training van 113 en andere instellingen ontwikkelden een eigen training, soms op basis van 113. Alleen registratie van deelname is vaak nog een verbeterpunt. En de ggz-instellingen trekken aan de bel als het gaat om capaciteit! Er is veel meer vraag naar scholing dan ze aankunnen. Vaak ontbreekt het aan interne trainingscapaciteit.

Commissie

Bijna alle instellingen hebben een meerjarenbeleidsplan en een suïcidepreventiecommissie. Daarbij zijn meestal de cliëntenraad, een familievertrouwenspersoon, een patiëntvertrouwenspersoon een ervaringsdeskundige aangesloten. Een aantal instellingen werkt binnen de teams met aandachtsfunctionarissen suïcidepreventie. Zij beantwoorden vragen en delen hun kennis met collega’s. De suïcidepreventiecommissies bij verschillende instellingen hebben onderling wel contact, maar de uitwisseling van plannen en behaalde resultaten gebeurt weinig buiten congressen om.

 

Denk je aan zelfmoord of maak je je zorgen om iemand? Praten over zelfmoord helpt en kan anoniem via de chat op www.113.nl of telefonisch op 113 of 0800-0113.

Lees ook andere artikelen over suicidepreventie (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/suicide)

-----------------------------------------------------------------------------------------

Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.

Abonneren kan direct via het inschrijfformulier (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89775/pagina/abonneren.html), opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89779/pagina/e-magazine.html).

suicidepreventie suicidepreventie