Er is veel aandacht voor anorexia en bulimia, maar de grootste groep mensen met eetstoornissen blijft relatief ongezien. Dat zijn mensen met eetbuistoornis, ook wel ‘binge eating disorder’ of BED genoemd. Mirjam Lammers deed onderzoek naar de beste behandelvorm voor eetbuistoornis.
Mirjam Lammers is klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGNet Amarum (https://ggnet.nl/behandelingen/behandeling-langdurige-eetstoornissen), expertisecentrum voor eetstoornissen in Nijmegen en Warnsveld. Op 8 oktober promoveerde zij aan het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit (https://www.ru.nl/afdelingen/faculteit-der-sociale-wetenschappen/behavioural-science-institute). De titel van haar proefschrift is Op weg naar verbetering van behandelresultaat voor eetbuistoornis: een vergelijking tussen CGT en DGT. Al jaren behandelt ze mensen met eetbuistoornis met cognitieve gedragstherapie. Veel wetenschappelijk onderzoek heeft de waarde van CGT bewezen en het is wereldwijd de voorkeursbehandeling, die ook als richtlijnbehandeling in de Nederlandse zorgstandaard is opgenomen. Maar er is een relatief nieuwe behandeling bijgekomen: dialectische gedragstherapie aangepast voor BED. Eind vorige eeuw heeft een groep wetenschappers DGT voor borderline persoonlijkheidsstoornissen aangepast voor binge eating disorder. DGT-BED en CGT verschillen nogal van aanpak. Mirjam Lammers onderzocht de effectiviteit van beide behandelingen, maar ook of van tevoren is te voorspellen welke therapie het beste werkt.
Eetbuistoornis
Maar eerst: wat is een eetbuistoornis precies? “Het is de meest voorkomende eetstoornis, maar ook de minst geziene”, zegt Mirjam Lammers. “Bijna 3 procent van alle vrouwen en 1 procent van alle mannen voldoet ooit in hun leven aan de criteria.” Ter vergelijking: voor anorexia nervosa en bulimia nervosa zijn dat respectievelijk 1,4 procent en 1,9 procent bij vrouwen en 0,2 procent en 0,6 procent bij mannen. Maar anders dan anorexia nervosa is BED niet zo zichtbaar. Mirjam Lammers: “Mensen met een eetbuistoornis kennen perioden waarin ze veel meer eten dan ze willen en ook dan wat de meeste mensen eten met negatieve gevolgen voor hun leven. Dat gaat samen met een ervaren gevoel van controleverlies en gevoelens als schaamte, walging of schuld. Eetbuistoornis of BED gaat vaak gepaard aan lichamelijke klachten als obesitas, diabetes of maag/darmaandoeningen en psychische aandoeningen als depressie, angst- of stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsproblematiek.”
Zelfbeeld en lichaamsbeeld
Al sinds 2001 - toen Lammers startte bij GGNet Amarum - behandelt ze deze patiënten met CGT, waarin onder andere aandacht is voor eetpatronen maar ook voor lichaamsbeleving of lichaamsbeeld. “Dan gaat het over hoe mensen naar hun lichaam kijken of juist helemaal niet meer kijken omdat ze dat niet kunnen verdragen”, zo verduidelijkt ze. “Soms zijn mensen gefixeerd op bepaalde onderdelen en zien ze alleen wat er niet goed is. Of ze gaan hun lichaam uit de weg door het te bedekken. Dat kan ook doorwerken in intieme relaties. Ze voorkomen dat hun partner hen ziet door bijvoorbeeld altijd eerder naar bed te gaan. Of ze kunnen er niet tegen dat ze op bepaalde plekken worden aangeraakt.” Een heel belangrijk aspect is dat lichaam en zelfbeeld gaan samenvallen, legt Lammers uit. Behandeling draait om het loskoppelen daarvan. “Het lichaam is bijvoorbeeld niet alleen mooi of niet mooi, maar ook functioneel. Het zorg ervoor dat je kunt doen wat je doet – of dat je prachtige kinderen hebt.” Vreemd genoeg staat er in de DSM-5 niks over overwaardering van lichaamsvorm en gewicht oftewel de koppeling tussen zelfbeeld en lichaamsbeeld, constateert Mirjam Lammers. “In de grote groepen die ik heb gevolgd zie ik dat toch echt terug. Het is een risico voor terugval. Ik hoop dat dit – bijvoorbeeld als kenmerk van ernst – wel wordt opgenomen in de DSM-6. Daar sta ik overigens niet alleen in.”
Emoties en eetbuien
CGT biedt goede handvaten voor de behandeling hiervan, maar uiteindelijk helpt het niet iedereen. Mirjam Lammers: “Het richtgetal is 50 procent. Ongeveer de helft heeft na CGT geen eetbuien meer. Van de andere 50 procent heeft een deel duidelijke klachtvermindering en soms zet de verbetering ook verder door.” Dat zijn soms mensen die eetbuien krijgen als een inadequate manier om met emoties om te gaan. En mogelijk kan DGT daar uitkomst bieden, zo was de gedachte. “DGT heeft een hele andere taal en aanvliegroute”, aldus Lammers. “Waar CGT zich richt op het doorbreken van de link tussen overwaardering van lichaamsvorm, gewicht en eetbuien, richt DGT zich op het doorbreken van de link tussen emoties en eetbuien. Het gaat niet zozeer over wat je allemaal eet.” Of zoals ze in haar proefschrift omschrijft: de behandeling richt zich op het aanleren van adequate emotieregulatievaardigheden die in plaats komen van de eetbuien. Qua vorm zien de behandelingen er ongeveer hetzelfde uit: GGNet Amarum geeft ze als groepsbehandelingen, waarbij CGT ongeveer vier uur per week contacttijd heeft en DGT twee uur per week. Beide groepen duren twintig weken met een follow-up gericht op terugvalpreventie na een half jaar. “Qua vorm zien de behandelingen er ongeveer hetzelfde uit, DGT heeft alleen minder directe face-to-face tijd”, concludeert Mirjam Lammers.
Mogelijk alternatief
Voor haar promotieonderzoek heeft ze twee effectiviteitsstudies onder 250 patiënten gedaan. De eerste was een quasi gerandomiseerde studie onder 74 deelnemers met BED, obesitas en een sterke eetdrang bij negatieve emoties. Mirjam Lammers: “We dachten dat die een grote kans hadden om van DGT te profiteren, maar we zagen dat het effect juist het grootst was in de groep die CGT kreeg. Wel verbeterden ook de mensen in de DGT-groep substantieel en waren er geen verschillen tussen CGT en de minder intensieve DGT op de langere termijn in afname van het aantal eetbuien.” Vervolgens ging ze kijken of dit resultaat ook zou gelden voor een bredere groep mensen met eetbuistoornis. Daarvoor heeft ze 175 patiënten van GGNet Amarum gevolgd die niet mee wilden doen aan de eerste studie of niet voldeden aan de inclusiecriteria. De studie was niet gerandomiseerd, maar onder andere de voorkeur van de patiënt bepaalde wie aan welke behandeling deelnam. De uitkomsten bij de twee behandelgroepen verschilden veel minder dan in de eerste studie. “Het intensievere CGT programma van Amarum is overall iets effectiever”, zegt de onderzoekster. “Tegelijkertijd verbeterden ook de mensen in de DGT-groep substantieel en waren er geen verschillen tussen CGT en de minder intensieve DGT op de langere termijn in afname van het aantal eetbuien. Mogelijk dat een CGT-programma van twee uur net zo effectief is als dit DGT-programma.” Daarnaast heeft Mirjam Lammers gekeken of op voorhand is te voorspellen welke mensen misschien meer baat hebben bij CGT of DGT. De conclusie van haar proefschrift is dat DGT-BED een interessante behandeloptie is en een mogelijk alternatief voor CGT, maar overall niet beter. Wel zijn er eerste aanwijzingen dat DGT het beter doet dan CGT bij een subgroep. “Dit is een eerste studie en in die zin is enige voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van gegevens, maar het lijkt erop dat DGT het beter doet dan CGT bij mensen die veel problemen hebben met het herkennen van hun emoties en bij mensen die sterk geneigd zijn met eten te reageren op emoties.”
Vroege verandering
Uit onderzoek, maar ook uit de praktijk weet Mirjam Lammers dat vroege verandering de beste voorspeller is voor therapieresultaat. “Volgens mij moet je in de praktijk beginnen met wat bewezen effectief is: binnen afzienbare tijd – na vier of vijf weken – kijk je samen met de patiënt of er verandering intreedt. Als dat zo is, kun je doorgaan op de ingeslagen weg. Zo niet, dan moet je andere dingen overwegen. Dat betekent niet perse overstappen naar een andere therapie. Je moet breder kijken. Er kunnen allerlei dingen spelen. Als iemand moeite heeft om gevoelens te herkennen, zou je DGT kunnen overwegen. Maar het kan ook zijn dat iemand problemen in de thuissituatie heeft en helemaal geen ruimte om aan verandering te werken. Of hij of zij wordt niet gesteund door de partner. Dan zou je die misschien meer moeten betrekken. De patiënten voldoen allemaal aan de criteria van de DSM-5, maar daaronder zit een diversiteit aan verhalen en aan betekenis voor mensen. Daar moet je als therapeut op inspelen.”
----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou!
GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89775/pagina/abonneren.html), opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89779/pagina/e-magazine.html).