Klaas is niet boos maar ontzettend boos. Hij wil alle hulpverleners, die hem ooit hebben geholpen, aanklagen. Hij heeft al even contact gehad met een vrijgevestigde psycholooog maar die kan hem niet helpen omdat Klaas te druk is. Het wordt even stil aan de andere kant van de telefoon als ik hem voorstel om langs te komen. Dat had hij niet verwacht en het is te merken dat hij op een afwijzing van mijn kant zat te wachten. Daarop zou hij ongetwijfeld ook mij aan de paal genageld hebben.
De volgende dag zit hij tegenover me, briesend en tierend, en vooral vechtend tegen al het vermeende onrecht dat hem is aangedaan. Hij wil weten of bepaalde collega’s nog werkzaam zijn binnen Lentis en als dat het geval is, dan wil hij met mij een aanklacht tegen hen indienen. Hij vergeet voor het gemak de vraag te stellen of ik dat zou willen maar het lijkt me nu niet het moment om tegengas te geven. Eerst maar even de donderwolk over laten komen en hopen dat het ‘droog blijft’. Ik heb met hem te doen. Hij vecht nu al zo’n 15 jaar tegen zijn diagnosen, waarbij het periodes goed gaat, maar zodra hij de medicijnen laat staan, gaat zijn hoofd er met hem vandoor. Dan raast de drukte door zijn hoofd en hoe langer zo’n periode duurt, des te groter wordt zijn boosheid.
Wanneer Klaas in z’n drukke fase zit, begint hij steeds meer te schilderen, waarbij verfijnde thema’s als een stilleven langzamerhand overgaan in woeste zeetaferelen. Zijn stemming is van de doek af te lezen. Voor de veiligheid informeer ik dan ook liever naar zijn kunstwerken dan naar zijn gemoedstoestand, waardoor ik meteen een beeld krijg van zijn innerlijk leven. Zo ebt zijn boosheid langzaam weg en zit ik na een kwartier met hem te praten over de helleveeg aan de rand van de woestijn. Ik laat me uitleggen waar de symboliek voor staat en begrijp dat het een beeld is van een razende man aan de rand van een immens leegte.
Een half uur later heeft Klaas de tranen in de ogen staan en klop ik hem op zijn schouder. Hij heeft geen zin om medicijnen te nemen maar weet dat het niet zonder gaat. “Dan zit ik zonder inspiratie want die chemische troep dooft alle schone beelden waar ik niet zonder kan, dat kun je me niet aandoen”. Even zoek ik naar woorden van troost en herinner ik uit mijn lessen kunstgeschiedenis dat artiesten in de Romantiek juist moesten lijden om tot kunst te komen. “Klaas, kunst kon in de Romantiek niet zonder psychisch lijden en werd in die tijd als noodzakelijk beschouwd om de kunst tevoorschijn te laten komen. Waanzin en creativiteit gingen in die tijd samen. Misschien leef je in het verkeerde tijdperk”.
Hij kijkt me aan en weet zich ternauwernood in te houden om mij als schuldige aan te wijzen. Schoonheid kent zijn grenzen.