Werk is een essentieel onderdeel van het bestaan. Werk bevordert sociale contacten, genereert zingeving en dagbesteding, zorgt voor inkomen. Dat geldt voor iedereen, dus ook voor mensen met psychische problemen. Binnen de GGZ begint dat besef de laatste decennia vaste voet aan de grond te krijgen. De aandacht voor werk als onderdeel van therapie neemt dan ook toe. Overheidsinstanties zijn er mee bezig, getuige een campagne als ‘collega’s met karakter’. De publieke opinie volgt schoorvoetend tot niet, zo blijkt onder andere uit het boek ‘Werken als een gek’, dat elders in dit magazine een recensie krijgt.
Wij krijgen regelmatig verhalen binnen van mensen met psychische problemen die graag willen werken, maar die zich tegengewerkt voelen, of op z’n minst niet geholpen voelen. En dat uitgerekend door instanties die hen juist op weg zouden moeten helpen. In de hefstigste verhalen komen termen voor als ‘stroperig’, ‘ongeïnteresseerd’, ‘ondeskundig’, ‘te dwingend’. Veel van die verhalen gaan over mensen die niet willen werken, maar zich door UWV en DWI gedwongen voelen het wel te doen.
Daar gaat dit artikel echter niet over. Dit artikel gaat over drie mensen die heel graag willen of wilden werken, maar zich niet begrepen voelden, in ieder geval niet geholpen en soms zelfs tegengewerkt werden door de uitkeringsinstanties.
Uiteraard hebben we geprobeerd een reactie van het UWV en DWi te krijgen, maar dat is niet gelukt. We stellen hun commentaar alsnog zeer op prijs.
--------------------------------------------------------------------------
Sandra
Sandra raakte in 2011 werkloos na een burn-out. Dat wil zeggen: ze had de baan waar zij gaandeweg klachten van een burn-out begon te vertonen, verwisseld voor een andere. Net op tijd, dacht ze. Maar haar klachten namen in de nieuwe baan niet af, wat voor haar nieuwe werkgever aanleiding was om haar na haar proeftijd niet in vaste dienst te nemen.
Daarmee raakte ze bekneld tussen de regels van het UWV. Officieel was ze werkeloos en moest ze solliciteren, in werkelijkheid was ze ziek en niet in staat om te werken. Reïntegreren door langzaam op te bouwen zou een optie zijn, maar dat lag lastig binnen de regelgeving van de WW. Bovendien had Sandra geen werkgever waar ze dat zou kunnen doen.
Na veel overleg adviseerde het UWV Sandra om zich toch maar ziek te melden, zodat ze kon reïntegreren. Dat was de eerste hobbel. Nu moest er nog een werkgever komen dat haar die mogelijkheid wilde geven. Dat bedrijf werd - geheel door Sandra zelf - gevonden bij de plaatselijke HEMA, waar zij onbetaald aan de slag kon voor één dag per week.
Dat onbetaalde was een puntje van aandacht, want vrijwilligerswerk terwijl je in de ziektewet loopt is niet zondermeer toegestaan. Dat merkte ze toen ze veel later deel ging nemen aan het project ‘Kans op Werk’, waar mensen met psychische klachten gaandeweg weer een werkritme proberen op te bouwen. Het project was bij het UWV niet bekend en er zondermeer mee doorgaan zou kunnen betekenen dat haar uitkering werd stopgezet. Dus moest Sandra tijdelijk stoppen tot de toestemming binnen was. Understatement: vanzelf ging dat niet.
Tegenwoordig heeft Sandra weer betaald werk, maar ze heeft veel hulp nodig gehad van buiten het UWV, onder andere om toestemming voor haar reïntegratietraject te krijgen. Via het project Kans op Werk vond ze een reïntergratiebureau, die haar hielp bij het opstellen van een reïntegratieplan. Dat bureau had op haar beurt contacten bij het UWV, zodat het plan ook snel kon worden goedgekeurd en Sandra kon starten met de re-integratie.
Sandra: “Ik ben zeker ook goede mensen tegengekomen bij het UWV, maar ook veel gebrek aan kennis en onzorgvuldigheid. Zo keurde de eerste arts mij goed, ondanks mijn klachten. Dat betekende dat ik recht had op WW. Maar hoe ik die WW aan moest vragen, dat wist hij niet.
Een reïntegratie-adviseur belde me thuis, op een moment dat ik er niet was. Hij overlegde met mijn vriend over de reïntegratie. De volgende dag kreeg ik een brief met wat er in dat gesprek besloten was. Ik vind dat niet kunnen.”
------------------------------------------------------------------------
Alfons
“Geen idee”, antwoordde Alfons toen zijn psycholoog vroeg wat ze voor hem kon doen. Hij was gestuurd door het DWI, omdat hij volgens het psychologisch onderzoek van de dienst last had van trauma’s, niet in staat was samen te werken en ‘een kort lontje’ had. Daardoor zou het reintegratie-traject steeds mislukken en zou hij ook geen baan vinden.
Alfons heeft een andere lezing. Hij is inderdaad een einzelgänger, kan slecht tegen onrecht en heeft ‘nare dingen gezien’ in Rusland, waarvandaan hij dertig jaar naar Nederland vluchtte. Maar dat is niet de reden dat hij geen werk heeft. Tot tien jaar geleden werkte hij als grafisch vormgever en hij weet niet beter dan dat zijn baas en collega’s tevreden over hem waren. Maar het bedrijf ging failliet en binnen zijn vak vond hij geen andere baan. Hij liet zich omscholen tot klusjesman, maar zag zich kansloos op de arbeidsmarkt. Ouder dan vijftig, een pittig accent en geen ervaring in zijn nieuwe vak. Welke werkgever zit daarop te wachten?
De frictie met het DWI begon toen twee werkervaringsplekken stukliepen. “Eén was zó onder mijn niveau, daar kreeg ik slapeloze nachten van, ik werd echt doodongelukkig. En de ander was tussen collega’s die exact hetzelfde werk deden als ik, alleen werden zij ervoor betaald en ik niet. Daar kan ik dus niet tegen.”
Netto resultaat is dat het DWI hem op psychische gronden onbemiddelbaar acht. Ook daar is Alfons het maar half mee eens. “Ik kan vrijwilligerswerk doen in het verzorgingshuis bij mij in de straat. Als klusjesman. Zo kan ik ervaring opdoen om meer kans te hebben bij een sollicitatie. Ze willen me graag hebben. Alleen van het DWI mag dat niet. Ik moet beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt.”
------------------------------------------------------------------------
Stef
Stef, midden veertig, Rotterdams accent, tatoeage in de nek, wil er kort over zijn. Met de nadruk op ‘wil’, want als hij eenmaal begonnen is komt de boosheid alsnog opzetten en vertelt hij breeduit. “Drie jaar geleden kreeg ik steeds vaker hoofdpijn, sliep slecht, was somber, moe en mijn lontje werd steeds korter. Mijn baas vreesde dat ik zijn klanten weg zou jagen, hij kende me ook niet zo, daarom verzocht hij me dringend om naar de huisarts te gaan. Die constateerde een depressie en stuurde me door naar de psycholoog. Die maakte er een burn-out van. Allebei vonden ze dat ik niet kon werken en de volgende dag begreep ik waarom. Toen ik namelijk mijn baas belde om te zeggen dat ik een tijdje thuisbleef, kreeg ik een daverende huilbui. Dat huilen om niks heeft een paar weken geduurd, het putte me volledig uit.
Maar gaandeweg trok dat toch weer bij. Tot ik naar het UWV moest. Ondanks het advies van de huisarts, de psycholoog en ondertussen ook de bedrijfsarts, kreeg ik te horen dat ik de volgende week weer kon beginnen. Met twee dagen per week, dat wel, maar ook dat was toch veel meer dan ik aankon. Met de psycholoog was de afspraak dat ik eens per twee weken koffie ging drinken met de collega’s.
Twee dagen heb ik dat volgehouden, naar het werk gaan. Toen heeft mijn baas me naar huis gestuurd. Wat hij verder precies gedaan heeft, weet ik niet, maar een week later kreeg ik een brief van het UWV voor een herkeuring. De arts die daar zat was wel van een heel ander type dan de eerste. Hij liet me in ieder geval uitpraten. Hij ging akkoord met het plan van die psycholoog, dus een week later zat ik weer op de koffie bij m’n collega’s.
Ondertussen ben ik weer een jaar normaal en fulltime aan het werk. De hele periode tussen de eerste ziekmelding en weer fulltime aan de bak heeft zo’n anderhalf jaar geduurd. Ik denk dat ik zonder dat geintje met die keuring vier maanden eerder aan de slag was geweest.”
De cijfers
Volgens het Panel Psychisch Gezien:
* heeft minder dan 20% van de mensen met ernstige psychische aandoeningen betaald werk volgens de CBS definitie.
• wil 54% van degenen die werken, enige verandering ten positieve in het werk, zoals een hoger salaris, of meer uren.
• wil 29% van degenen zonder baan wel graag werken.
• voelt 24% van de leden zich oneerlijk behandeld bij het zoeken naar werk en 1 op 5 ziet af van het zoeken naar werk door verwachte discriminatie.
(Om reden van privacy is Sandra’s achternaam niet vermeld. De namen van Alfons en Stef zijn gefingeerd)