In 2013 publiceerde De Geneeskundestudent resultaten van hun onderzoek naar vermoeidheid en mentale klachten onder Nederlandse geneeskundestudenten. Hieruit bleek dat maar liefst 26% van de coassistenten zijn of haar coschappen niet meer zag zitten en 41% van de coassistenten de werkdruk tijdens de studie als zwaar tot zeer zwaar ervoer. Hoewel dit onderzoek aantoonde dat 23% van de coassistenten het risico liep om door vermoeidheid ziek te worden, ontbraken cijfers over de prevalentie van burn-out bij Nederlandse geneeskundestudenten.
Om beter inzicht te krijgen in de prevalentie en de factoren die bijdragen aan het ontstaan van burn-out, onderzocht belangenbehartiger De Geneeskundestudent dit probleem begin 2014 opnieuw. De resultaten van dit onderzoek verschenen eind april in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).
Het onderzoek
De onderzoekers nodigden alle 14.570 studentleden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) uit voor een digitale enquête. De aanwezigheid van burn-out werd vastgesteld met de Utrechtse burn-outschaal. Daarnaast keken zij naar uitlokkende en beschermende factoren van burn-out.
2739 studenten (18,8%) vulden de vragenlijst volledig in. Van alle respondenten voldeed 14,5% aan de criteria van burn-out; Met name coassistenten voldoen aan de criteria voor burn-out: namelijk bijna
18 procent. Een belangrijke rol speelde een (te) grote invloed van werk op het privéleven. Het hebben van een bijbaan, het aantal uren doorgebracht op het coschap en de leeftijd waren geen risicofactoren voor het ontstaan van burn-out. Bij 64 procent van de coassistenten was sprake van uitputting.
Van de bachelorstudenten vertoonde 12 procent tekenen van een burn-out. Het risico hierop was significant groter voor studenten uit een hoger studiejaar (14 procent) dan voor eerstejaars-geneeskundestudenten (10 procent). Ook voor bachelorstudenten waren leeftijd, een bijbaan en het aantal uren dat ze aan studeren besteedden, geen risicofactoren voor het ontwikkelen van burn-out. Overigens was bij 52,5 procent van de bachelorstudenten sprake van uitputting.
Voldoende steun van het thuisfront verlaagde het risico op burn-out bij zowel bachelorstudenten als coassistenten. Daarnaast werd bij coassistenten het risico op burn-out verlaagd door voldoende steun van medestudenten. De onderzoekers adviseren geneeskundestudenten, de medische faculteiten, begeleiders van coassistenten en opleidingsziekenhuizen alert te zijn op de symptomen van een burn-out, ”zodat ze op tijd aan de bel kunnen trekken”.
”Burn-out bij artsen kan de kwaliteit van de zorg in gevaar brengen”, stellen de onderzoekers. ”Om goede patiëntenzorg te kunnen blijven bieden, is het belangrijk dat artsen en geneeskundestudenten waakzaam zijn op de aanwezigheid van burn-out en alle bijkomende klachten.” Het tijdig herkennen en erkennen van burn-outklachten kan voorkómen dat studenten afhaken. Door voorlichting, de juiste ondersteuning en het bevorderen van hulpbronnen tijdens de basisopleiding kan het percentage burn-out bij arts-assistenten, huisartsen en medisch specialisten mogelijk worden teruggedrongen.
De resultaten van dit onderzoek zijn in lijn met eerder gepubliceerd onderzoek naar dit onderwerp. Zo laat een Nederlands onderzoek uit 2007 zien dat 20 procent van de arts-assistenten burn-outklachten heeft. Ander onderzoek toont aan dat 10 procent van de net-afgestudeerde specialisten kampt met burn-outverschijnselen. Ook medisch specialisten blijken niet zelden klachten te hebben van een burn-out. Daarnaast laat een enquête van de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir zien dat 70 procent van de huisartsen wel eens verschijnselen van een burn-out bij zichzelf constateert.
Bron: De Geneeskundestudent