Meer regels en strakkere kaders. Dat is het algemeen beeld van het inkoopbeleid GGZ van de grote zorgverzekeraars, dat begin deze maand gepubliceerd werd, aldus de Nederlandse Vereniging van GZ-psychlogen en (neuro-)psychologen.
Volgens voorschrift hebben alle zorgverzekeraars op 1 april hun inkoopbeleid gepubliceerd. Daarbij zijn er wel belangrijke verschillen in de manier waarop ze invulling hebben gegeven aan deze verplichting. Bij CZ, VGZ en Multizorg is er sprake van een ver uitgewerkt inkoopbeleid, op basis waarvan zorgaanbieders een goed beeld krijgen van de eisen waaraan zij in 2016 zullen moeten voldoen. Achmea en Menzis daarentegen volstaan met een document in hoofdlijnen. Menzis kondigt aan begin mei met een verdere uitwerking te komen. Van Achmea is niet bekend wanneer meer gedetailleerde informatie beschikbaar komt.
Ondanks deze onvolledige informatie valt uit de inkoopdocumenten wel een aantal tendensen te destilleren. Hieronder wordt een aantal opvallende punten op een rijtje gezet. Daarbij zoomt de NVGzP specifiek in op het beleid voor vrijgevestigden.
Verwijzing
Op het gebied van de verwijzing kwam Achmea vorig jaar met Mirro als instrument voor geobjectiveerde verwijzing door de huisarts. Praktijken die gebruikmaakten van dit instrument werden beloond met een hoger tarief. Voor 2016 gaat ook CZ eisen stellen aan objectivering van de indicatiestelling. Als voorwaarde voor vergoeding wordt geëist dat bij de verwijzing gebruik wordt gemaakt van onderzoek met behulp van een ‘beslissingsondersteunend instrument’. Als de huisarts bij de verwijzing geen gebruik heeft gemaakt van dit instrument, dient de GGZ zorgaanbieder alsnog zo’n onderzoek te doen.
Productmix Basis GGZ
CZ introduceert nieuwe eisen aan de ‘productmix’ in de Basis GGZ. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gz-psychologen en psychotherapeuten. Gz-psychologen worden geacht zich vooral toe te leggen op kortere behandelingen. Als norm voor hen geld: 40 procent Kort, 40 procent Middel en 20 procent Intensief. Vrijgevestigde psychotherapeuten daarentegen krijgen de ruimte om vooral langere behandelingen te bieden. Door de NVGzP is inmiddels protest aangetekend tegen dit onderscheid.
Multizorg stelt expliciet dat zij geen vaste criteria voor de productmix zullen hanteren. Bij de overige zorgverzekeraars is dit nog onduidelijk.
ROM en e-health
ROM en de bevordering van e-health zijn bij alle zorgverzekeraars speerpunten van beleid. Het gebruik van ROM is bij alle verzekeraars voorwaarde om voor een contract in aanmerking te komen. De meesten eisen daarnaast aanlevering van gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ of, zolang dit voor vrijgevestigden niet mogelijk is, op zijn minst een aansluitingsovereenkomst. Bij CZ en Achmea is daarnaast sprake van hogere tarieven bij hoge inzet van ROM.
Het gebruik van e-health wordt vooralsnog minder dwingend voorgeschreven. Alle verzekeraars noemen dit echter als speerpunt van beleid, waarbij vooral gedacht wordt aan ‘blended’-behandelingen (combinatie face-to-face en e-health). Bij CZ worden vrijgevestigden met een overeenkomst met een e-healthprovider beloond met een hoger tarief.
Hoofdbehandelaarschap
Op het gebied van het hoofdbehandelaarschap geven alle zorgverzekeraars aan in afwachting te zijn van het advies van de commissie Meurs. Voor 2016 blijft daardoor de ondoorzichtige situatie van de afgelopen jaren bestaan, vooral voor de gespecialiseerde GGZ. De psychiater, de klinisch psycholoog en de psychotherapeut worden door elke zorgverzekeraar erkend als hoofdbehandelaar. Voor de gz-psycholoog, de klinisch neuropsycholoog en een aantal andere beroepsgroepen (zoals de verslavingsarts) stelt elke zorgverzekeraar eigen regels. Zo hanteren Achmea en VGZ de MDO-formule: de gz-psycholoog mag hoofdbehandelaar zijn mits er sprake is van multidisciplinair overleg.
CZ maakt een onderscheid tussen ‘eindverantwoordelijk’ en ‘operationeel’ hoofdbehandelaarschap. Daarbij is het eindverantwoordelijk hoofdbehandelaarschap voorbehouden aan de psychiater, de klinisch psycholoog, de psychotherapeut en de specialist ouderengeneeskunde. De gz-psycholoog, de klinisch neuropsycholoog en een aantal andere beroepsgroepen kunnen echter wel optreden als ‘operationeel hoofdbehandelaar’. Dit betekent dat zij verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de uitvoering van de behandeling, mits de eindverantwoordelijk hoofdbehandelaar betrokken is bij de diagnostiek en andere cruciale stappen in het behandelproces, zoals wijzigingen in het behandelplan.
VGZ noemt als enige de klinisch neuropsycholoog als zelfstandig hoofdbehandelaar. Bij CZ mag de klinisch neuropsycholoog slechts ‘operationeel hoofdbehandelaar’ zijn. In de andere inkoopdocumenten wordt de klinisch neuropsycholoog niet expliciet genoemd.
Tarieven en toeslagen
CZ geeft als enige aan welk percentage van de NZa-tarieven zal worden vergoed voor de Basis GGZ. Voor vrijgevestigde zorgverleners is dit 87%, voor instellingen 90%. Achmea, dat vorig jaar nog eigen maximumtarieven hanteerde, zal in 2016 zijn tarieven ook baseren op de (hogere) NZA-maxima. Overigens zal dit niet tot een verhoging van de tarieven leiden: er wordt al aangekondigd dat het percentage van het maximumtarief dat vergoed zal worden lager zal liggen.
Net als in 2015 hanteren alle verzekeraars een systeem van toeslagen. Multizorg lijkt hierin het meest terughoudend: er wordt alleen gesproken van een toeslag voor praktijken die een opleidingsplaats hebben. Met name bij CZ is daarentegen sprake van een lange lijst van criteria voor extra toeslagen, variërend van gebruik van e-health tot extra kwalificaties (eerstelijnspsycholoog NIP, gedragstherapeut VGCt) en afspraken met verwijzers. Van de andere grote verzekeraars is hierover nog geen informatie bekend.
Selectieve inkoop
CZ startte vorig jaar voor het eerst met selectieve inkoop voor een tweetal stoornissen: complexe persoonlijkheidsstoornissen en complexe eetstoornissen. CZ geeft aan in 2017 ook voor een derde groep stoornissen selectief te willen gaan inkopen. Ook Menzis noemt in haar inkoopbeleid selectieve inkoop als een van de speerpunten.