De GGZTotaal van april
Bijna 500 bladzijden had psychiater en filosoof Alan Ralston nodig om onder woorden te brengen hoe de filosofie van de psychiatrie in de spreekkamer tot uiting komt. Morgen, 9 april, promoveert hij er op. Belangrijke conclusie: er wordt in de spreekkamer niet per se met één klassiek verklaringsmodel gewerkt, maar veel eerder vanuit een pluralistische visie, gebaseerd op een veelheid van verklaringsmodellen en theorieën. In het interview uit Ralston zich kritisch over het ‘one size fits all’ principe. In ‘Het mag allemaal veel bonter en veelkleuriger’, stelt hij over ‘meten’ en ‘evidence-based’ werken: “Methodes en theorie moeten altijd afgestemd zijn op de klachten van de patiënt en de professionaliteit van de behandelaar. De uiteindelijke toets is en moet zijn, dat wat er in de spreekkamer gebeurt.”
“Waarschijnlijk niet geheel evidence-based, maar met je gezonde boerenverstand kun je inschatten dat ze er niet geheel naast zit”, schrijft Hamp Harmsen over de effecten van een gastvrije bejegening in de ggz. Die bejegening is vaak niet zo heel gastvrij – het gaat dan over overbodige huisregels, niet nakomen van afspraken, niet beschikbaar zijn, enzovoorts – en de stelling van Harmsen is dat er minder drang en dwang nodig is als daar wat beter op gelet wordt. In ‘Taart bij opname’ geeft hij de nodige voorbeelden.
Hoe ‘evidence-based’ is het als diagnostiek gebruikt wordt in de rechtszaal? Rob Keukens maakt zich boos over de manier waarop Sander Janssen, de advocaat van Willem Holleeder, de betrouwbaarheid van zus Astrids verklaringen aanvecht, omdat zij aan een posttraumatische stress-stoornis zou lijden. Weliswaar zet de officier het argument weg als een ‘lachwekkend staaltje onwetenschappelijk gezwets’, maar dan is het kwaad al geschied: iemand met PTSS is kennelijk niet te vertrouwen. Keukens zet in ‘Astrid, Sander en PTSS’ uiteen waarom de argumentatie van Sander Janssen niet deugt.
“Dan gaat er toch iets niet goed”, schrijft Stijn Ekkers, als reactie dat meer dan 50% van alle behandeltrouwe patiënten onvoldoende verbetering ervaart van hun depressie, ondanks dat de behandeling evidence-based is uitgevoerd. Onze lezers weten het natuurlijk al, maar Ekkers zegt het in ‘zorgstandaard vindt geen aansluiting bij wat patient nodig heeft’ nog maar een keer: het behandelresultaat is voor zo’n 70% afhankelijk van de therapeutische relatie en algemene persoonlijke patiëntfactoren zoals ik-sterkte en het sociaal netwerk. Daar ga je met je evidence-based werken.
Gezond boerenverstand, dat is wat Niki Stoker laat zien in ‘Acceptatie…ik ben er expert in geworden’. Inderdaad: aan acceptatie is weinig evidence-basedheid te ontdekken. Maar misschien is het wel één van de meest essentiële zaken in het herstelproces.
Terzijde: je kunt je de vraag stellen wanneer je dingen moet accepteren en wanneer niet. Wij hadden al geaccepteerd dat Niki niet meer voor ons zou schrijven. Dat bleek gelukkig onterecht.
“Een mooi boek!” vindt Johan Atsma ‘Woorden schieten te kort’ van Nicci Gerrard. Ondertitel: Over dementie: een bijzonder lang afscheid. Atsma: “Gerrard neemt je mee in het proces van de ziekte, de eerste verwarrende signalen en hoe mensen daar op verschillende wijze mee omgaan. Maar ook de plek van dementie in de maatschappij en het ouder worden… Er worden behartenswaardige dingen over gezegd.”
Gisele Vranckx sluit, zoals we gewend zijn, af met een gedicht: “Dat jij mij hebt horen praten, op ‘t moment dat ik niet sprak”.
Fluistermooi.