Een klein filosofisch onderzoek naar depressie. *****
Beter dan Eva Meijer het zelf zegt kan ik het niet zeggen. In de inleiding van haar klein filosofisch onderzoek naar depressie, getiteld ‘De grenzen van mijn taal’, geeft dit citaat weer wat voor haar de bedoeling is van dit boek:
“Ik denk niet dat beter begrijpen wat een depressie is mensen kan genezen. Toch heeft het waarde. Depressie is meer dan een chemisch probleem - de vragen die de depressieve mens bezighouden zijn fundamenteel menselijke, ze raken bovendien aan allerlei andere filosofische vragen, over de autonomie, machtsverhoudingen, en eenzaamheid. Dit essay gaat daarnaast ook over de andere kant, zoals de dieren, de bomen, de anderen, de kunst: over troost en hoop en wat het leven betekenis kan geven.”
‘De grenzen van mijn taal’ is een persoonlijk onderzoek naar wat depressie is, wat het met je doet en welke gedachten dat allemaal oproept. Eva Meijer, in het dagelijks leven beeldend kunstenaar, filosoof, schrijver en singer-songwriter, kiest bewust vanuit haar eigen achtergrond voor een filosofische inslag en baseert zich daarbij op haar eigen intense ervaringen met depressiviteit. Meijer beschrijft geen drama op dramatische wijze maar ze kiest ervoor dat persoonlijk ongeluk nader te beschouwen en ze neemt daarvoor diverse aspecten van depressie onder de loep. Haar eigen ervaringen zijn daarbij een aanjager voor het onderzoek en de resultaten, in de vorm van dit boek, reiken verder dan het persoonlijk beleven en het verwerken van eigen problematiek. Die eigen ervaringen zijn veeleer de kade waar vandaan Meijer de wateren van haar gedachten over depressie vormt.
In het eerste hoofdstuk “1. Over het verkleuren van gedachten en de dood aan je tafel: een kleine geschiedenis” pakt Meijer haar eigen ziektegeschiedenis uit en betrekt daarbij leven en dood en wat filosofie en kunst daarover zoal te zeggen hebben. In het volgende hoofdstuk “2. Over scheve bomen en het vormen van de ziel” gaat ze nader in op de diagnose depressie. Ook hier trekt ze lijnen vanuit filosofie en kunst die het beeld uiteindelijk schetsen. Op deze wijze komen in andere hoofdstukken ook therapieën aan de orde en het leven na diagnose en herstel. Het laatste hoofdstuk “5. Over standvastigheid en je in de wereld wortelen, bij wijze van conclusie” is relativerend van toon: “Depressie laat je iets van de wereld zien wat sommige mensen nooit te zien krijgen. We zijn hier alleen, dat is nu eenmaal zo, zelfs al delen we dat met alle anderen. De ervaringen die je laten zien dat het leven niet vanzelfsprekend is, verdiepen het leven ook.” En het boek eindigt met troostrijke woorden: ”Straks is alles weer voorbij en ga je op in wat er was. Dus leun maar op de aarde, op de dagen die je dragen. Morgen kan het anders zijn.”
In prachtige zinnen en beeldrijke taal is dit boek een rijke zoektocht in filosofie en kunst, met de bedoeling om de eigen ervaring met depressie om te zetten in een tekst die ook voor anderen zinvol kan zijn. In die zin is ‘De grenzen van mijn taal’ ervaringsliteratuur in optima forma. Het persoonlijke verhaal, dat regelmatig dichtbij komt en persoonlijk is en blijft, krijgt een omlijsting van onderzoek naar mogelijk onvermoede bronnen die tot verrassende inzichten leiden waarmee ook een ander wat kan. Meijer noemt haar boek niet voor niets een essay: het is een beschouwende tekst die met behulp van diverse bronnen uit filosofie, literatuur en kunst een persoonlijke visie voor het voetlicht brengt die de moeite waard is om kennis van te nemen. Meijer schotelt ons niet alleen een mooie tekst voor, ze stemt tot nadenken. Wat wil je nog meer.
Eva Meijer: ‘De grenzen van mijn taal, Een klein filosofisch onderzoek naar depressie’.
Uitgeverij Cossee; 141 pagina’s; € 15.50; ISBN 978 90 5936 822 4