Anoniem
‘Hoelang heeft u al last van deze dwanghandelingen en gedachten?’
‘Last?’
De arts in opleiding, die mijn intakegesprek voor de kliniek leidt, en ik kijken elkaar vragend aan.
Ik probeer uit te leggen dat mijn denkwijze, mij juist nog enigszins houvast biedt in het dagelijks leven.
Als kleuter mocht ik alleen op de zwarte tegels springen wanneer ik onderweg was naar mijn opa en oma. Als het lukte geen enkele andere kleur tegel te raken, zouden zij thuis klaar staan om mij op te vangen.
Later bij meerkeuzevragen op school, telde ik 4 maal tot 4 terwijl ik met mijn duim op mijn vingertoppen tikte. Het antwoord dat me bij het bereiken van mijn pink het beste leek, moest wel het correcte antwoord zijn.
Weer later, als moeder, controleerde ik ’s ochtends of het gasfornuis uit was door bij elke knop 8 keer tot 8 te tellen. Pas daarna konden we vertrekken. Als het tellen zonder onderbreking lukte, dan was ik ervan verzekerd dat ik de baby aan het eind van de dag gezond weer op kon halen bij de oppas.
Zo had en heb ik nog veel meer manieren om keuzes te maken, mijn dagen te structuren en een beetje zekerheid af te dwingen.
“Ik vind het natuurlijk wel vervelend dat ik vaak moet haasten. Ik bedoel, het houdt wel ‘een beetje’ op als je meerdere malen tot 64 moet tellen voor je kunt vertrekken. Maar dat is toch niets in vergelijking met wat er allemaal van afhangt. Dan is het toch geen last?”
“Mevrouw wat u nu beschrijft komt bij kinderen voort uit magisch denken. U bent inmiddels volwassen en begrijpt toch ook wel dat u geen invloed kunt...”
De arts klinkt ongedurig maar wordt onderbroken door de begeleidend psychiater.
“Zullen we het hier voor nu maar bij laten? Het wordt al laat en mevrouw moet de afdeling nog bekijken voor het eten. Ik stel voor dat we morgen verder praten. Akkoord?”
Ik krijg het akelige gevoel dat er nog veel meer mis is met mij dan dat ik al dacht. De arts heeft nu al theorieën en een mening heeft over mijn normale denkwijze. Wat vindt hij dan van wat er echt mis is met mij? Wat gaat er gebeuren als hij hoort hoe ik op de crisisafdeling terechtkwam?
Had ik maar niks gezegd. Ik vraag me af of ik dit ongedaan kan maken. Of weg kan? Ik wil niet morgen verder praten. Naar een onbekende afdeling wil ik al helemaal niet. Hoewel het thuis ook niet ging. Heb ik eigenlijk wel een keuze? Ik weet niet wat te doen en ben bang voor alles wat komen gaat. Mijn hoofd tolt.
“Mevrouw, bent u er nog? Morgen verder? Akkoord?”
Dan zie ik dat het 16:04 uur is. 16 x 4 = 64. Mijn lievelingsgetal. Als iemand op dit tijdstip om een akkoord vraagt, hoef ik niet meer te denken. Het correcte antwoord is geen keuze maar is verwerkt in een getal.
“Akkoord.”
*****************************************
Dit is één van de tien verhalen die de jury koos uit de inzendingen van onze verhalenwedstrijd. Lees hier meer over de wedstrijd, de mening van de jury en de andere negen verhalen.