De elektroshock: van onbezonnen experiment tot breed aanvaardde methode
De Hongaarse psychiater Ladislas Meduna ontdekte in januari 1934 iets bijzonders: mensen met epilepsie bleken veel minder vaak schizofrenie te hebben dan mensen zonder epilepsie. De vraag die hij zich stelde was: zouden die elektrische ontladingen in de hersenen van epileptici bescherming bieden tegen geestesziekten?
Het waren jaren dat ethische commissies minder actief waren dan tegenwoordig. Meduna ging aan het experimenteren en wekte bij een schizofrene man epileptische insulten op met kamferinjecties. Na vijf injecties begon de aanvankelijk volkomen verstarde man weer te praten, na acht was hij geheel en al van zijn verstarring verlost. Hij was beter!
Het enthousiasme van Meduna sloeg niet over. Zijn collega’s vonden het belachelijk om de ene ziekte met de andere te bestrijden. Maar Meduna liet zich niet uit het veld slaan. Hij genas nog tien patiënten, en toen ging de medische wereld overstag.
’Het kan me vermoorden’
De ontdekking van Meduna werd in 1938 uitgewerkt door de twee Italiaanse neurologen Lucio Bini en Ugo Cerletti: zij voerden daadwerkelijk stroomstoten uit op patiënten. Volgens de overlevering genas het duo bij die eerste behandeling een verstarde patiënt die aanvankelijk helemaal niet meer sprak. Na de zoveelste stroomstoot zou hij gekreund hebben: “Niet meer, het kan me vermoorden.” Het was voor de beide artsen het bewijs dat de methode werkte en reden de stroom nog wat op te voeren.
Enthousiasme in de pers
De kritiek op de methode lijkt in eerste instantie nauwelijks aanwezig. Een verslaggever van ‘De Locomotief’ is in een artikel van 10 juni 1949 merkbaar enthousiast. Hij schrijft: “(…) dat een elektroshock het doel op een eenvoudiger wijze bereikt. Dat is niet een eenvoudige elektrische schok als men zijn vingers in het stopcontact steekt, maar een doelbewuste, voorzichtige verandering van de elektrische spanning in de hersenen, die ook maar zeer kort duurt.” Wat volgt is een breed betoog over de onschadelijkheid van de methode, die vele malen toegepast kan worden.
In al zijn eerlijkheid geeft de verslaggever toe dat de methode niet in 100% van de gevallen werkt. Maar zijn onbedaarlijk optimisme is bijna aanstekelijk: “Men hoeft bij geen enkele Nederlandse psychiater ongerust te zijn, dat hij de elektroshock of een andere shockbehandeling lichtvaardig zal aanraden. Ik zou mijn eigen kinderen blindelings willen toevertrouwen aan iedere arts in een zenuwinrichting die mij aanraadde een shockbehandeling toe te passen (…) de behandeling met voorzichtigheid zal geschieden.”
In 1952 doet het Algemeen Indisch Dagblad op 15 december verslag van een medische tentoonstelling van Philips. Tussen de röntgenapparaten en de longmachines wordt ook de ‘Philitast’ aangeprezen, een apparaat voor elektroshocktherapie, ‘afkomstig uit onze fabrieken in Engeland’. Maar niet alleen Philips maakt ze, er bestaat ook een Elther-electroshock apparaat. In de Java-bode van 5 augustus 1950 staat er zelfs één te koop tussen de mini-advertenties. Handig, voor de maandagochtend-depressies. “Schat, heb jij zo even tijd?”
Spierscheuren, botbreuken en strafshocks
Minder aandacht werd gegeven aan de ellende die het gevolg was van een shock. Door de shock verkrampten plotseling alle spieren. Het veelvoorkomende gevolg: gescheurde spieren, botbreuken, kapotgebeten gebitten, naast de algemenere klachten als hoofdpijn, langdurige verwardheid en problemen met het geheugen. Niet zelden werd een elektroshock ook als strafmaatregel toegepast, of als dreigement. In de jaren ’60 wordt het gebruik minder, althans in Nederland, maar is het zeker niet afgeschaft. In de zeventiger jaren is het op sommige plaatsen nog gebruikelijk om ’s avonds met het apparaat met elektrodes over de afdeling te rijden. Niet om te gebruiken, maar als afschrikwekkend voorbeeld voor wie ook maar enigszins dénkt over een aanval van onrust. Ook is het geen uitzondering als een patiënt iets fout doet, vervolgens zijn excuses aanbiedt en meteen angstig vraagt: ”Broeder, ik word toch niet geshockt?”
De kritiek groeit. Vanwege de vele bijverschijnselen, het steeds vaker voorkomende oneigenlijke gebruik (ook ’neuroten’ en ’hysterici’ werden regelmatig geshockt, en zelfs patiënten die alleen lastig waren), maar ook omdat er ondertussen betere middelen op de markt zijn: de antipsychotica en de antidepressiva hebben intussen hun intrede gedaan.
De NASA en ‘One flew over the cuckoo’s nest’
Als het over de elektroshock gaat, hebben veel mensen nog de film ‘One flew over the cuckoo’s nest’ uit 1975 voor ogen, waarin Jack Nicholson als psychiatrische patiënt tegen zijn zin stroomstoten krijgt toegediend om hem monddood te maken. De beelden zijn dusdanig indringend, de gevolgen zijn ook in het echt dusdanig heftig, dat het tientallen jaren heeft geduurd voor moderne versie van de elektroshock zonder al te veel problemen kan worden gebruikt.
Binnen de cliëntenbeweging bestaat de NASA, de Nationale Anti Shock Actie, die zich nog jarenlang zal afzetten tegen de elektroshock. Zij eisen een volledig verbod op het shocken, daarin gesteund door een aantal psychiaters.
Onder invloed van de film, de NASA en andere groeperingen die onder de vlag van de antipsychiatrie opereren, groeit het verzet tegen de elektroshock met een hoogtepunt in de jaren zeventig. De weerstand is zo groot dat de methode verboden dreigt te worden. In Nederland wordt de methode niet verboden, maar raakt wel in onbruik.
De pers laveert rustig mee. Halverwege de jaren ’70 zijn er veel - vaak korte - berichtjes te vinden van actiegroepen (‘aktiegroepen’) tegen het shocken. Genuanceerde artikelen zijn er weinig te vinden. De Waarheid publiceert in 1978 wel een brief waarin de Vereniging voor Psychiatrie de methode onder strikte voorwaarden toelaatbaar acht, het vrije Volk citeert in 1977 Ernest Hemmingway, die zelf een shocktherapie onderging: “Ze nemen mijn geheugen weg. Ze verwoesten mijn hele leven. Als ik niet kan schrijven, is mijn leven zinloos. De behandeling was briljant, maar ze verloren de patiënt.”
Doorstart
Verdwijnt de methode in de jaren zeventig vrijwel geheel uit Nederland (alleen in het Dijkzicht Ziekenhuis wordt hij nog een enkele keer toegepast), in het buitenland gaat men er op grote schaal mee door. Er wordt er veel onderzoek gedaan, vooral in Engeland en Amerika. Daardoor is de behandeling enorm verbeterd, en de laatste decennia ook in Nederland weer in gebruik. Al heeft het een aantal jaren geduurd voordat behandelaars daar vrijuit over durfden te praten: het taboe was groot.
De behandeling wordt tegenwoordig onder een lichte narcose uitgevoerd, in combinatie met een spierverslappend middel. Wanneer de spierverslapper is ingewerkt, wordt een epileptische aanval opgewekt door middel van een korte stroomstoot van 0,8 of 0,9 ampère. Dat is een groot verschil met de methode zoals die in de jaren zestig werd gegeven: onverdoofd en met een veel zwaarder voltage. En hoewel er nog steeds bijverschijnselen optreden, zijn die niet meer te vergelijken met die in de jaren zestig.