Elke gemeente het sociale wijkteam dat bij haar past
Sociaal wijkteam, buurtteam, sociaal team: bijna elke gemeente heeft tegenwoordig een team van hulpverleners die buurtbewoners bijstaat in zorg of jeugdzorg, met problemen rond huisvesting, of problemen rond werk of inkomen, zoals uitkeringen en schuldhulpverlening. Gemeenten zien die wijkteams als onmisbaar om de decentralisatie die 1 januari 2015 inging aan te kunnen.
Want een jaar na de grote stelselwijziging in de ggz ging traden in 2015 drie nieuwe wetten in werking, met (vooral) voor de gemeenten grote gevolgen. Het waren de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO 2015), de Jeugdwet en de Participatiewet. Het onderwerp van dit artikel zijn niet die wetten, maar de wijkteams, één van de gevolgen ervan.
Twee uitersten: Amsterdam en Ermelo
In Ermelo, met minder dan 30.000 inwoners, functioneert het Sociaal team al jaren. “Bij ons heet het Sociaal team, in plaats van Sociaal wijkteam”, vertelt Shanna de Freitas, die vanuit een grote ggz-instelling voor vier uur als ervaringsdeskundige is gedetacheerd bij het Sociaal team van Ermelo. Ze is merkbaar enthousiast over de manier van werken. “Het is écht goed geregeld. Mensen kunnen online een formulier invullen, telefonisch contact opnemen of naar het inloopspreekuur komen. Op basis daarvan kijken we wie het beste contact op kan nemen. Binnen het team is niet echt een specialisme. Degene die contact opneemt kijkt dan ook naar álle problemen, niet alleen naar het stukje van zijn eigen expertise.”
In Amsterdam, qua schaalgrootte van een andere orde, werd in eerste instantie gekozen voor een wijkzorgnetwerk, een samenwerkingsverband van lokale zorg- en welzijnsorganisaties en daarnaast voor elk specialisme aparte teams. Dat bleek te onoverzichtelijk, zowel voor de professionals als voor de cliënten. Daarom koos Amsterdam uiteindelijk ook voor wijkteams. De hoofdstad is dan ook nog in de startfase. Sinds de zomer zijn er vier pilotteams, de bedoeling is dat in 2021 in de hele stad Sociale wijkteams starten, onder de titel ‘Buurtteams Amsterdam’.
Marianne Volkers, programmamanager van de Buurtteams: “Er valt voor ons nog heel veel te leren. We moeten uitzoeken wat de beste manier van samenwerking is. We zijn in de pilots vooral bezig zijn met de contouren hoe het er uit moet gaan zien. Vanuit de gemeente willen we de teams zoveel mogelijk ruimte te geven om te ontdekken wat werkt en wat niet werkt. We willen voorkomen dat alles vol geplamuurd wordt met regeltjes.”
Shanna De Freitas in Ermelo is enthousiast. In Amsterdam zijn de reacties voorzichtig positief, in ieder geval van degenen die in een pilotteam zitten. Volkers: “Maar mensen vinden het ook heel spannend want er verandert veel voor hen. Zij werken nu bij één van de zeventig zorgaanbieders van de stad en gaan straks in een van de zeven nieuwe organisaties werken. Dat geeft onrust en onzekerheid.
Daarnaast kan het natuurlijk best zijn dat mensen in een later stadium alsnog wegwillen, omdat ze zich toch liever op hun eigen specialisme richten. Maar tot nu toe is dat niet gebeurd.”
Overeenkomsten en verschillen
Een grote stad en een klein dorp, met een heel andere voorgeschiedenis. Het levert een verschillend soort team op. En hoewel de teams in Amsterdam nog niet uitgekristalliseerd zijn, ontstaat er al wel een beeld. In beide gemeenten is het de bedoeling dat de professionals met een brede blik kijken, dus over de grenzen van hun eigen discipline heen. Volkers: “Iemand met schulden heeft bijvoorbeeld psychische problemen, of is eenzaam. Met het team wordt dan gekeken wat iemand nodig heeft en wie dat het beste kan doen.” De Freitas gebruikt soortgelijke woorden. Ook de gemeenschappelijk voordeur is een overeenkomst.
Maar verschillen zijn er wel degelijk. Volkers: “In Utrecht is gekozen om generalisten in een wijkteam te plaatsen, wij hebben gekozen voor specialisten. Maar die moeten zich wel de basis van de andere specialisten eigen willen maken, anders krijgen ze een te nauwe blik. Het zijn in feite generalisten met een specialisme.”
In Ermelo worden vanuit een aantal organisaties mensen gedetacheerd, de meeste voor zestien uur per week. Onder andere vanuit de welzijnsorganisatie, de ggz, een wijkverpleegkundige, een jongerenwerker, een maatschappelijk werker van MEE en iemand vanuit de WMO.
De Freitas, zelf ervaringsdeskundige in de ggz: “We doen geen langdurige hulp. Meestal, als iemand dóór wordt verwezen, gaat hij ‘mee’ met degene die hij al kent. Als iemand bijvoorbeeld voor financiële problemen bij ons komt, gaat er in eerste instantie iemand langs die daar verstand van heeft, maar die kijkt ook naar andere vragen en overlegt dat in het team. Als de cliënt dan voor die financiële problemen verdere hulp krijgt, houdt hij vaak dezelfde hulpverlener, alleen niet in het sociale team, maar in de organisatie van die betreffende hulpverlener.”
In Amsterdam is het juist wél de bedoeling dat het buurtteam verder gaat dan alleen doorverwijzen. Volkers: “De bedoeling is dat er ook daadwerkelijk hulp geboden wordt. Voor specialistische zorg (denk aan dagbesteding, specialistische ggz, logeeropvang) wordt uiteraard wel doorverwezen. De bedoeling is dat mensen met multi-problematiek zoveel mogelijk in hun eigen wijk geholpen kunnen worden.”
Heeft een Sociaal (wijk)team meerwaarde voor mensen met ggz-problematiek?
De Freitas: “Ik vind van wel. Een grote meerwaarde zelfs. Ik heb zelf ervaring met psychische klachten, als er destijds een sociaal team was geweest, waren er meer problemen tegelijkertijd getackeld. Dat had veel gescheeld.
Ik kan het niet met cijfers onderbouwen, maar ik heb wel de indruk dat wij, als sociaal team, soms mensen bij de ggz weg kunnen houden. In ieder geval voorkomen we in een aantal gevallen een crisis.”
Ook Volkers heeft dat vermoeden: “Het is aannemelijk dat het zo werkt, maar cijfers hebben we natuurlijk nog niet. De ambitie is om mensen uit de ggz te houden en preventiever bezig te zijn. Door er sneller bij te zijn, mag je hopen dat je grotere problemen voorkomt.
Vanaf 2021 gaan we monitoren welke bewegingen we zien en of het daadwerkelijk oplevert wat we er van verwachten.”
De verschillen in uitgangspunt vertaalt zich ook in de samenstelling van de teams. In de Amsterdamse pilotteams - verbondteams genoemd – zijn geen ggz-medewerkers opgenomen. Volkers: “Misschien dat dat in een later stadium wel gebeurt, maar eerst moet de basis goed zijn. Wel zitten er ervaringsdeskundigen op andere gebieden in de teams. Echte ggz-problematiek zal dan ook doorgaans worden doorverwezen.”
In Ermelo heeft de ggz een prominentere plaats. “Omdat ik als ervaringsdeskundige in het team zit, maar ook iemand uit het Fact-team, zijn de lijntjes met de ggz heel kort”, zegt de Freitas. “Waarschijnlijk krijgen we ook ‘doorzetmacht’, maar dat is nog niet ingebed.”
(‘Doorzetmacht’ is de mogelijkheid een organisatie te dwingen een cliënt aan te nemen als iemand tussen wal en schip dreigt te vallen, WG).
Het Sociaal team in Ermelo krijgt sowieso een centrale rol bij psychische problemen. Volgens de nieuwe Wet Verplichte ggz (Wvggz) is de gemeente verplicht onderzoek doen als een melding binnenkomt van een zorgwekkende situatie rond een persoon met psychische problemen. In Ermelo is het Sociaal team aangewezen om de eerste triage te doen en zo nodig dat onderzoek te initiëren. “Maar het kan ook zijn dat iemand een heel ander soort van hulp nodig blijkt te hebben”, aldus de Freitas.
Heden en toekomst
In Ermelo is sprake van een soepel lopend Sociaal team. Ook de samenwerking met de huisartsen verloopt vlot. “Dat komt voor een groot gedeelte omdat een aantal mensen in het team al jaren in het dorp werken. Het is bovendien een kleine gemeente, mensen kennen elkaar, de lijntjes zijn kort”, zegt de Freitas.”
In Amsterdam is het nog lang niet zover. Marianne Volkers: “We moeten nog veel uitzoeken. Voorlopig bieden de teams vooral ambulante ondersteuning, schuldhulp en maatschappelijk werk. Ze werken samen met lokale welzijnspartijen en vrijwilligers. Ze pakken problemen rond inkomen, wonen en veiligheid gecombineerd aan en hebben veel afstemming met huisartsen, wijkverpleging en GGZ. Dat is al ingewikkeld genoeg. Later zullen we disciplines toevoegen al naar gelang de behoefte. De vraag nu is of het gaat werken.”
Volgens plan moeten de buurtteams starten op 1 januari 2021. Die buurtteams moeten ieder de nodige expertise in huis hebben. Amsterdam heeft zeven stadsdelen en zoveel ’percelen’ zijn er dan ook te verdelen over de verschillende aanbieders.
Voor die verdeling start op 1 april de inschrijving, in de zomer is de gunning en dan is er een half jaar de tijd om alles te regelen. Volkers: “Het is een enorme operatie, het gaat om duizenden cliënten en professionals, het is ontzettend spannend of we het gaan redden. Bij alles wat we doen vragen we ons af: werken we naar iets toe wat ook zo bedoeld is, is het niet alleen een technische omvorming. Wordt de Amsterdammer ook echt beter geholpen, werkt het preventief?
Dit artikel is onderdeel van een thema-magazine over ggz-zorg vóór en naast de ggz. Lees ook:
Vóór en buiten de ggz: de GGZTotaal van januari
’Méér ggz naar de huisarts en de wijkteams, maar werkt het ook?’
Een poging orde te scheppen in de chaos van cijfers
‘Voor de zwaarste gevallen hebben we de zorg het slechts geregeld’
Huisartsen over de specialistische ggz
’Eerste hulp bij psychische nood’
De praktijkondersteuner GGZ: een gemiddelde werkdag
’Een nieuwe loot: na 112, 113 nu ook 114?’
De triagist voor Acuut Psychiatrische Hulpverlening