Een poging orde te scheppen in de chaos van cijfers
We schrijven 1 januari 2014. Het is de eerste dag van een grote stelselwijziging in de ggz: de specialistische ggz en de (generalistische) basis ggz zijn van start gegaan. Uitdrukkelijk doel van de stelselwijziging is, volgens de beleidsdocumenten, “…passende behandeling op de juiste plaats.”
Het idee is eenvoudig: zoveel mogelijk verschuiving van zwaardere naar lichtere echelons: patiënten met lichte klachten worden geholpen in de huisartsenzorg, al dan niet ondersteund door een poh-ggz. Behandeling van lichte tot matige, niet complexe psychische stoornissen vindt plaats in de generalistische basis GGZ. Patiënten met complexe stoornissen worden geholpen in de gespecialiseerde GGZ.
Diezelfde beleidsdocumenten schrijven: “Uitgangspunt is dat patiënten dichtbij huis en minder zwaar – en daarmee goedkoper – worden behandeld.” Let op de tekst tussen de streepjes.
De stelselwijziging sluit, niet toevallig, naadloos aan op het bestuurlijk akkoord 2013-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat er een omslag komt van klinisch naar ambulant (de beddencapaciteit wordt met een derde afgebouwd), van tweede lijn naar eerste lijn, van eerste lijn naar huisarts en van huisarts naar meer zelfmanagement. Voor alle zekerheid meldt het akkoord dat “…deze omslag op een voor de patiënt verantwoorde en zorgvuldige manier plaats vindt.”
Om die verschuiving mogelijk te maken moeten patiënten veel meer thuis in plaats van in klinieken worden behandeld en moet ook preventie, zelfmanagement en het herstelvermogen van de patiënt worden gestimuleerd. Aldus het akkoord.
Waterbed-effect
Als de klinische capaciteit wordt afgebouwd, patiënten van de derde naar de tweede lijn gaan, die van de tweede lijn naar de eerste lijn en van de eerste naar de (voorheen) nulde lijn, ontstaat er een waterbed-effect: er komen onherroepelijk meer mensen met psychische problemen terecht bij instellingen die in eerste instantie niet per se zijn bedoeld voor ggz-hulp. Het is overigens de vraag of dat nodig is, want voor het geven van schuldhulpverlening, wijkverpleging, hulp bij huisvesting en andere maatschappelijke hulp heb je niet per se kennis van psychiatrie nodig. Hoewel het soms wel kan helpen.
Dit magazine gaat over die zogeheten eerste lijn, waar iedereen gewoon binnen kan lopen, zonder verwijzing en - als het goed is - zonder wachtlijst. En waar in principe geen specialistische kennis met ggz-problematiek voorhanden is. Het gaat dan vooral om de huisartsenzorg, de sociale wijkteams en de politie. Maar in tweede instantie ook om woningbouwverenigingen, zelfhulpgroepen, websites, de GGD, het UWV. Hoe is daar de stand van zaken?
Knelpunten in vroegsignalering, ondersteuning en doorverwijzing
Hoe vaak komt het eigenlijk voor, dat mensen die psychiatrische klachten hebben, hulp zoeken bij een andere instelling dan een ggz-voorziening? Vaak, becijferde het Nivel in juni 2018: ruim de helft van de verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners die betrokken is bij zorg in de wijk krijgt wel eens te maken met mensen met complexe psychische problematiek. Het gaat daarbij om mensen die de grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen. Deze zorgverleners signaleren knelpunten in de vroegsignalering, ondersteuning en doorverwijzing van mensen met complexe psychische problematiek. Betere samenwerking, meer zorgverleners uit de ggz in de wijk, betere doorverwijsmogelijkheden zijn enkele van de oplossingen die genoemd worden voor de knelpunten. kennis over de ggz in de wijk.
De politie als eerste opvang
Niet alleen hulpverlenende instanties ervaren problemen. Al enkele jaren hamert de politie er op dat zij te maken krijgt met problemen waarvoor zij niet zijn opgeleid en die eigenlijk niet tot hun taak behoren. Volgens Henk van Dijk in het NRC ging het in 2019 het om ongeveer 2.300 mensen die in een politiecel belandden. Ze verstoorden de orde of vormden een gevaar voor zichzelf of anderen, maar pleegden geen strafbaar feit. Van Dijk is landelijk programmaleider ‘personen met verward gedrag’ van de Nationale Politie. De afspraak dat verwarde mensen niet langer geboeid in de politieauto vervoerd worden, maar in een ‘psycholance’ met geschoold personeel, is volgens hem in hetzelfde artikel ook niet nagekomen: uit een in 2019 gepubliceerde pilot blijkt dat de politie nog steeds drie op de vier vervoert.
Naast deze 2.300 personen die door de ggz opgevangen horen te worden, is er sinds 2011 een continue stijgingen van het aantal zogeheten E33-meldingen: meldingen bij de politie te maken had met personen met verward gedrag. Waren dat er in 2012 nog minder dan 50.000, in 2019 bleef dat aantal maar net onder de 100.000 steken (dit is een voorlopige schatting, de definitieve cijfers zijn nog niet bekend).
Er zijn de nodige kanttekeningen te maken bij deze getallen. Het gaat om meldingen en niet om personen (sommige personen komen meerdere malen in de meldingen voor) en de toename is deels te wijten aan een betere registratie van de politie. Maar het belangrijkste is dat een E33-melding weinig zegt over de problematiek, zoals hier, hier en hier blijkt. Dronken student in de cel? E33! Verdwaalde demente man op straat? E33! Buren die zich zorgen maken over een eenzame vrouw die ze al enkele weken niet hebben gezien? E33! Het gaat lang niet altijd om psychiatrische problematiek. Dat het tegelijkertijd ook lang niet altijd een probleem is dat bij de politie thuishoort, zal duidelijk zijn.
De huisarts en de poh-ggz
Cijfers zeggen niet alles, maar geven wel een beeld. Zijn er meer mensen met psychische klachten bij de huisarts terechtgekomen, sinds het nieuwe stelsel in werking is getreden? Is dat voor de politie al lastig na te gaan - zoals gezegd zijn de cijfers niet eenduidig - voor de huisartsen speelt nog een extra moeilijkheid. Immers, wie door de ggz behandeld wordt, is per definitie ook bekend bij de huisarts. Méér mensen met psychiatrische problematiek bij de huisarts, wil dus niet per se zeggen dat er minder mensen bij de ggz terecht komen.
Die stijging was er overigens wel: volgens het CBS steeg het aantal patiënten met een psychische klacht bij de huisarts van 180 per duizend in 2012, naar 204 per duizend in 2017. Het Nivel heeft vergelijkbare cijfers: het percentage volwassen patiënten dat contact had met de huisartsenpraktijk voor psychische en sociale problemen steeg van 14,4% in 2012 naar 18% in 2017.
Ook hier geldt: het gaat niet per se om minder verwijzingen naar de ggz, wat wel de bedoeling was. Eén kleine aanwijzing daarvoor is wel de toename van het poh-ggz gebruik: dat verviervoudigde in diezelfde jaren, van 1% tot 4%.
Maar waren er ook minder verwijzingen?
Schokkende cijfers
Volgens Vektis, dat bijzonder veel cijfers uit de zorg bijhoudt, hebben in 2017 1,1 miljoen (8,1%) Nederlanders van 18 jaar en ouder gebruik gemaakt van een behandeling in de ggz. Dat is iets meer dan in 2016 (1 miljoen). Het overgrote deel krijgt ambulante zorg bij de POH-GGZ, via de generalistische basis ggz (gb-ggz of b-ggz) of de specialistische ggz (s-ggz, zonder verblijf).
Nog eens 52 duizend mensen werden in 2017 één of meerdere dagen opgenomen in een ggz-instelling. Dit betreft een verblijf in de gespecialiseerde ggz (S-GGZ met verblijf), de langdurige ggz (L-GGZ)* of in een instelling via de Wet langdurige zorg (Wlz) met zorgvraagzwaartepakket ZZP-B.
Blijft de vraag of er een verschuiving plaatsgevonden heeft naar lagere echelons. Het lijkt er op, maar de vraag is of het voldoende is. Vektis laat een grafiek zien van behandelingen tussen 2013 en 2017 (2018 en 2019 zijn nog niet beschikbaar).
Er is een onmiskenbare stijging van het aantal behandelingen bij de poh-ggz, dus de huisartsenzorg. Het aantal behandelingen in de specialistische ggz nam in 2014 af, maar gezien de ellenlange wachttijden in die jaren, zegt dat niet heel veel. Het aantal behandelingen in de basis-ggz, bleef ongeveer gelijk.
We zullen de nieuwste cijfers even moeten afwachten. Duidelijk is dat er nog een hoop werk te verzetten valt.
Dit artikel is onderdeel van een thema-magazine over ggz-zorg vóór en naast de ggz. Lees ook:
Vóór en buiten de ggz: de GGZTotaal van januari
‘Voor de zwaarste gevallen hebben we de zorg het slechts geregeld’
Huisartsen over de specialistische ggz
’Eerste hulp bij psychische nood’
De praktijkondersteuner GGZ: een gemiddelde werkdag
’Als er destijds een sociaal team was geweest, had dat veel gescheeld’
Elke gemeente het sociale wijkteam dat bij haar past.
’Een nieuwe loot: na 112, 113 nu ook 114?’
De triagist voor Acuut Psychiatrische Hulpverlening