De GGZTotaal van januari
Afgelopen week waren er twee voorvallen die me triggerden. De eerste was een tweet van Charlotte Bouwman, die sinds 20 januari voor het ministerie van Volksgezondheid actie voert omdat ze al meer dan twee jaar op een wachtlijst staat. Het tweede was een brochure van een nieuwe ggz-aanbieder in ‘mijn’ regio.
Eerst Charlotte Bouwmans. Ik ken haar niet en wil niet oordelen over haar situatie. Wel over wat haar overkwam tijdens haar actie en waar ze over twitterde: iemand duwde haar een folder in de hand van een ggz-instelling. Terwijl ze die bekeek, maakte de gever een foto en plaatste die op de Facebookpagina van de betreffende instelling met de tekst: “Wij kennen geen wachtlijsten”.
Smakeloos. Maar ook misleidend. De website van de instelling in kwestie maakt namelijk niet de indruk dat ze mensen met de problemen van Charlotte Bouwman in behandeling nemen. En anders hadden ze haar die behandeling wel mogen aanbieden in plaats van haar ongegeneerd als reclame-object te gebruiken.
Het tweede voorval was minder smakeloos, maar hing er in zekere zin wel mee samen. In de mail vond Ik kreeg een folder, alweer van een instelling zonder wachtlijst, die expertise had in een hele lijst van klachten, voor zowel basis-ggz als specialistische ggz. De lijst van exclusiecriteria (‘dingen die ze niet aankunnen’) was minstens even lang: actieve Psychose; diagnostiek naar ADHD, autisme of persoonlijkheidsstoornissen; suïcidaliteit (ernstig); crisisgevoeligheid; complexe trauma persoonlijkheid (ernstig); automutilatie; LVB problematiek. Vaak staat op dat soort lijstjes ook nog ’verslaving (ernstig)’ en de mededeling dat er geen huisbezoeken plaatsvinden.
Sinds de transformatie van de ggz, in 2015, is het de bedoeling dat cliënten verhuizen van de specialistische ggz naar de basis-ggz, van de basis-ggz naar de huisartsenzorg en van de huisartsenzorg naar zelfhulp. Zoveel als mogelijk. Er treedt echter een vreemd hiaat op: bij de échte specialistische ggz - die voor de zeer ernstige problematiek - ontstaan lange wachtlijsten, in het geval van Charlotte Bouwmans zelfs meer dan twee jaar, de ‘nulde lijn’ (ik heb het hier bijvoorbeeld over huisartsen, sociale wijkteams, poh-ggz en de politie) probeert met veel moeite mensen te overbruggen of andere tijdelijke oplossingen te vinden, en daartussenin...... daar tussenin zit een grote hoeveelheid instellingen en zelfstandige hulpverleners die géén wachtlijst hebben, maar wél een eindeloze lijst met exclusiecriteria. Terwijl ze gekwalificeerd zijn om ‘specialistische ggz’ aan te bieden.
We kunnen de schuld geven aan de marktwerking, aan de minister, aan de zorgverzekering en aan de managers. Maar we kunnen - als hulpverleners - óók naar onszelf kijken: als we géén wachtlijst hebben, moeten we dan misschien een beetje uit onze comfortzone komen, het onszelf iets minder gemakkelijk maken en ook mensen in behandeling nemen met iets ingewikkelder problemen dan onze exclusiecriteria toelaten? Zodat mensen met nóg complexere problemen, zoals Charlotte Bouwmans, terecht kunnen bij de instellingen die daarvoor de expertise en de mogelijkheden hebben?
Het magazine van januari
In deze thema-nieuwsbrief komen de mensen aan het woord die de ‘nulde lijn’ bemensen: huisartsen, het sociaal wijkteam, triagisten (o.a. bij de politie), de poh-ggz. Daar worden, paradoxaal genoeg, vaak de mensen gezien die eigenlijk thuishoren bij die instellingen die échte gespecialiseerd zijn in complexe problematiek (anders dus dan instellingen die alleen maar zéggen dat ze specialistische ggz bieden). Mensen dus als Charlotte Bouwmans.
Met ’Méér ggz naar de huisarts en de wijkteams, maar werkt het ook?’, trapt Jeannet Appelo af: heeft de transitie in de ggz ook bereikt wat hij moest bereiken, namelijk minder mensen bij de specialistische ggz en meer naar de eertse lijn? De cijfers blijken niet eenduidig óf nog niet beschikbaar.
Koosje de Beer vraagt drie huisartsen naar hun zienswijze. In ‘Voor de zwaarste gevallen hebben we de zorg het slechts geregeld’ vertellen zij er helemaal achter te staan dat er meer problematiek in de wijk en dicht bij huis behandeld kan worden (dus ook bij de huisarts), maar dan moet je er wel de mogelijkheden voor hebben én vooral: kunnen doorverwijzen als het niet meer gaat.
Eén van de mogelijkheden die de huisartsen hebben is de poh-ggz. Een (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige of een psycholoog in de praktijk, voor de relatief eenvoudige problemen. Hoe relatief dat ’eenvoudig’ is, laat Florrie van de Kamp zien. In ’Eerste hulp bij psychische nood’ beschrijft ze een normale werkdag.
Nou ja, normaal....
En dan zijn er de sociale wijkteams. Het verschilt per gemeente hoe die er uit zien en ook de naam wijzigt nogal eens. In ’Als er destijds een sociaal team was geweest, had dat veel gescheeld’ komen twee uitersten aan het woord: Amsterdam, als grote stad nog in de pilotfase, en Ermelo, een klein dorp met korte lijntjes. Daar loopt het Sociaal team al jaren als een trein.
Tot slot geeft Hamp Harmsen een beschrijving van de APH-triagist, een triagist voor Acuut Psychiatrische Hulpverlening. Die zou moeten beoordelen of een melding (bijvoorbeeld bij de politie) inderdaad psychiatrie betreft, en hoe urgent het is. Sommige dingen kunnen namelijk makkelijk telefonisch afgehandeld, andere juist niet. In ’Een nieuwe loot: na 112, 113 nu ook 114?’
Willem Gotink
Hoofdredacteur GGZTotaal