Niet klagen maar dragen, en vragen om kracht…
Van wie mag ik eigenlijk niet klagen? Van God niet, van mijn ouders niet, van mijn broers en zussen niet? Als ik pijn of verdriet had, werd me er altijd op gewezen, dat anderen het slechter hadden.
Niet alleen de kindjes in Afrika, de zieken en de benadeelden, maar ook de broers en zussen in het eigen gezin. Dat concept, dat blijkbaar door iedereen thuis als standaard werd omarmd, is nooit opgeheven toen ik volwassen werd en zelfs nu klinkt dat af en toe nog door bij broers en zussen, als ik het leven moeilijk vind: “maar weet je wel dat X het ècht heel moeilijk heeft, en het fysiek ook helemaal niet goed gaat?”
Enfin. Het zit er goed ingebakken: ik probeer altijd aan anderen te denken die het erger hebben, als ik ergens last van heb. Opvoeding gelukt wat dat betreft.
In deze rare corona tijd worden we regelmatig opgeroepen, om positief te blijven, samen sterk te zijn, samen te overwinnen, respect te hebben voor de mensen in de zorg en in de ziekenhuizen. (Dat laatste heb ik ook, heus).
En telkens bedenk ik me dan, dat ik niks te klagen heb; ik heb me licht grieperig gevoeld en ben verkouden geweest, maar dat was het (en blijft het hopelijk).
Ik woon in een streek die prachtig is, uitgelezen om mooie fietstochten te maken; er is voldoende ruimte om afstand te houden. Ik woon vlak bij de mooie IJssel en ben, zodra ik het huis uit ga, ook de stad uit. Ik zie er uit als Hollands welvaren omdat ik zoveel buiten ben. Ik heb drie kinderen met wie ik contact houd, en zij met mij.
Vanmorgen had ik er ineens zo genoeg van, positief proberen te blijven, niet zeuren, je zegeningen tellen: ik was alleen maar helemaal leeg. En realiseerde me: ik moet er wèl uiting aan geven, aan wat ik moeilijk vind, aan mijn pijntjes, mijn ongemak, anders stik ik erin.
Ik herinner me uit de tijd dat ik in groepstherapie zat bij een psychiater, dat hij aan een vrouw uit de groep vroeg: “klaag je wel eens, klaag je genoeg?” Ik was verbaasd. Zou dat dan ergens goed voor zijn?
Het was een enorme ‘eyeopener’ voor mij. Nooit eerder me gerealiseerd dat het niet alleen erg is als je klaagt, of ‘egoïstisch’, waar ik altijd van beticht werd, maar dat het zelfs positief is om af en toe te klagen, dat het oplucht, ruimte geeft. Maar blijkbaar zitten de oude patronen zo diep, dat ik die door dat inzicht nog steeds niet overwonnen heb.
Dus: er moet wel geklaagd worden! Ik mis mijn sportschool, de mensen daar, ik mis mijn therapeut. Ik wil naar de kapper omdat mijn haar te lang is en dat ziet er niet uit. Ik wil naar de pedicure omdat ik een paar kromme nagels heb die ik zelf niet kan knippen. Ik kan niet meer even naar de wc bij ‘rustpunten’, in deze streek, die juist daarvoor ingericht zijn. Heel lastig. Ik kan mijn kleinkindjes niet knuffelen en zij mij niet. Dat is groot gemis. Mijn vriend heeft een liesbreuk en kan nu niet geopereerd worden. Hij heeft er last van en we kunnen niet meer samen een eind fietsen.
Vanmorgen wou ik er toch even uit: boodschappen doen is nu al een reusachtig uitje, en ik doe die dan in een supermarkt 7 km verderop, dan fiets ik meteen een stukje. Over het algemeen een plezierige supermarkt, middelgroot, voldoende ruimte om afstand te houden, vriendelijke winkelmedewerkers.
Nu stond ik wat gedachteloos bij de peren en stapte naar links om een plastic zakje te pakken. Een bozige, wat oudere meneer zei me: “wilt u wat meer afstand houden”? Ik schrok, en zei “dat doe ik toch ook,” maar hij had wel gelijk, het was maar amper een meter, dat legde hij me nog eens haarfijn uit en mat daarbij de afstand die ik had moeten nemen. Ik was bijna in tranen. Daaraan merkte ik hoe hoog me alles zat, te vol van teveel dingen binnen houden. Toen heb ik dat even verteld, aan de kassajuffrouw. Dat zou ik normaal niet doen, maar ik heb mijn kleine klacht laten horen. Zij was begripvol en dat gaf mij weer ruimte om haar te zeggen dat ik blij was dat zij en haar collega’s hun werk doen.
Laten we dus niet vergeten te klagen met zijn allen, laten we een Klaagmuur oprichten, een klaagzang aanheffen. Laten we ach en wee roepen, jammeren.
Klagen is goed, klagen moet, dan komt er ruimte en kunnen we ook weer lachen om onszelf, omdat we het misschien nog niet eens zo slecht getroffen hebben.