Wachtlijsten zijn niet alleen slecht voor de patiënt, maar ook voor de economie
Wie aan de lange wachtlijsten in de ggz denkt, zal in eerste instantie denken aan de enorme emotionele gevolgen die dit voor de wachtende zelf heeft. Maar de gevolgen reiken verder: hoe langer mensen moeten wachten op een behandeling, hoe groter de kans dat zij hun baan kwijt raken of niet meer aan het werk komen. Lange ggz-wachtlijsten zijn daarmee ook een economisch probleem. ”Als de wachttijd gereduceerd kan worden met één maand, levert dit meer dan driehonderd miljoen euro per jaar op.”
Dat concludeert Roger Prudon op het platform voor economen ESB. In zijn artikel onderzoekt hij op basis van cijfers van onder andere het CBS, de Nza, het ESB en Vektis of uitstel van behandeling een negatief effect heeft op de kans op werk.
Dat de wachtlijsten in de ggz lang zijn en dat ze, ondanks vele pogingen ze te bekorten, niet korter lijken te worden, behoeft waarschijnlijk geen betoog meer. Prudon start met een schets van de route van het eerste bezoek aan de huisarts tot de daadwerkelijke start van de behandeling. De uiteindelijke wachttijd tussen die twee is niet alleen afhankelijke van simpelweg de hoeveelheid wachtenden en de beschikbare hulpverleners, maar ook van de ernst van de problemen, de kennis van het systeem, het vermogen om de ernst van hun problemen uit te leggen, en wellicht nog vele andere (niet-observeerbare) factoren.
Data en methode
Eenvoudig is het niet om de individuele wachttijd te bepalen en daar conclusies aan te verbinden. Prudon maakte een onderbouwde schatting door CBS gegevens te verzamelen over behandelingen in de gespecialiseerde ggz die tussen 2012 en 2019 werden uitgevoerd en vergoed werden door de basisverzekering. Die kon hij combineren met gegevens van verschillende uitkeringen (WW, AO, bijstand) en het gezondheidszorgverbruik (ook afkomstig van het CBS).
Daarbij keek hij ook naar de gemiddelde wachttijd op gemeentelijk niveau in de afgelopen drie maanden. Mensen gaan immers het vaakst naar ggz-aanbieders in hun eigen gemeente, en hebben geen invloed op het aantal wachtenden in hun gemeente gedurende een bepaalde maand.
Een belangrijk aspect van de analyse was het omzeilen van de endogeniteit van de individuele wachttijd. Dit werd bereikt door instrumentele variabelen te gebruiken, waarbij de individuele wachttijd werd vergeleken met de gemiddelde wachttijd op gemeentelijk niveau in de afgelopen drie maanden. Deze aanpak maakte het mogelijk om causale effecten te schatten.
In eerder onderzoek had Prudon al geconcludeerd dat lokale arbeidsmarktveranderingen geen invloed hebben op de gemiddelde wachttijd, en dat wachttijden mensen ook niet lijken af te schrikken om hulp te zoeken. Het is dus aannemelijk dat de schattingen de daadwerkelijke impact van wachttijden laten zien.
Na acht jaar nog steeds substantieel effect
Op grond van zijn analyses komt Prudon tot de conclusie dat een extra maand wachttijd ervoor zorgt dat twee procent van de patiënten zijn of haar baan verliest, of niet meer opnieuw aan het werk komt. Dat is véél meer dan het gemiddelde van de bevolking, waar immers ook mensen hun baan kwijtraken. De gevolgen gelden ook voor de lange termijn: Na acht jaar na aanmelding heeft de wachttijd nog altijd een substantieel negatief effect op de kans om te werken en daarmee een vergrote kans om een arbeidsongeschiktheidsuitkering of bijstandsuitkering te ontvangen.
Er zijn meerdere verklaring voor dat baanverlies of niet meer aan het werk komen. De twee belangrijkste zijn dat tijdens die wachttijd de gezondheid is verslechterd. Het kan ook komen doordat de afstand tot de arbeidsmarkt is gegroeid: een extra maand wachten op behandeling kan betekenen dat iemand een maand langer ziek thuis zit, waardoor terugkeer naar werk moeilijker wordt.
Opmerkelijk is dat de impact van wachttijden niet uniform was. Mensen met een lager opleidingsniveau of een migratieachtergrond werden het zwaarst getroffen, en zij moesten gemiddeld ook langer wachten.
Prudon rekent nog even verder: als de wachttijd voor de 80.000 die er op staan met één maand zou kunnen worden verkort, zouden 1.600 minder mensen hun baan verliezen. Volgens de Rekenkamer zijn de kosten per werkloze ongeveer 24.000 euro per jaar, wat betekent dat dat die ene maand wachttijdverkorting van driehonderd miljoen euro per jaar zou opleveren. Driehonderd miljoen euro per jaar! Daar kan je veel preventieve interventies voor ontwikkelen, of een fors aantal psychologen, psychiaters of verpleegkundigen voor opleiden.
De belangrijkste conclusie die moet worden getrokken dat geld geen belemmering kan en mag zijn om het probleem van de wachtlijsten op te lossen.
Bron en voor het volledige artikel: ESB
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.