Ik had het voor elkaar gekregen om een aantal jongens aan het voetballen te krijgen, op het veld naast ons gebouw speelden we prachtige wedstrijden. Een van de jongens trapte in het luchtledige, de bal bevond zich alweer ergens anders in het veld. Er zat een vertraging in zoals in de kroeg bij de buren die op een groot scherm voetbal keken. Het gejuich in de kroeg luide een doelpunt in dat een fractie later zou worden gemaakt op mijn eigen televisie.
Fascinerend en schrijnend het contrast tussen de apathie waarin ze vaak weggezonken en de krachten die ze wel degelijk bezatten en die naar boven kwamen wanneer deze jongeren in hun eigen bubbel lekker hun ding konden doen. Stuk voor stuk hadden ze mooie kwaliteiten.
De jongen die een geweldige trampoline springer was maar zodra hij weer vaste grond onder de voeten had weer wegzonk als de angst en afweer voor de wereld om hem heen weer de overhand kreeg, teveel prikkels. De eerste stappen naar school, keer op keer lukte het hem maar niet om deze te zetten.
Het luisterde zo nauw, bij allemaal werkte het ook net even iets anders. In het spel, in het actief bezig zijn met ze lukte het om stapjes me ze te maken veelal zonder veel woorden. Als in een stomme film, door alleen maar mimiek te gebruiken, met een hand of hoofdbeweging op zoek naar de fijne afstemming, voorzichtig en behoedzaam zonder al teveel poespas.
Autisme, een taal die ik bij sommigen heel langzaam leerde spreken. Het moment kwam dat ik op mijn werk met deze jongeren voor levensvragen te staan waar in mijn opleiding nooit ook maar enige aandacht aan was besteed.
Het jonge meisje wat zei, “ Bert ik wil dood, maar het lukt me maar niet”.
De jongen die zich in zijn wasbak op zijn kamer probeerde te verdrinken, telkens weer.
In een gedicht heb ik dit proberen weer te geven.
Even een glimlach
Je probeerde jezelf te verdrinken. Op je kamer waterboarding
totdat je bijna bezweek. Je wilde naar de plek
waar je vrienden zijn.
Voor de wielen van tegemoetkomende auto’s
moesten we je weghalen. Rollend door
het gras voelde ik hoe sterk dit was.
Jij was de jager, ik het konijn
in je lichtbak gevangen rende ik te hard
voordat ik besefte niet je redder te kunnen zijn.
Aan die tafel in Oosterbeek zaten we samen zo verloren.
Nog steeds voel ik de pijn toen je me vertelde
niet meer op deze wereld te willen horen
Nog steeds reik ik uit naar de puzzelstukken die ik verdeel,
daarna sluit ik me op in oeverloze gedachten
en glij met je mee.
Worstelend met vast gekroonde slakken op papier,
koesteren we het licht van de schaduw
in elke kier.
Aan de horizon bevriezen norse kleuren.
Vrolijke vliegers dansen als
de zon verschijnt.
Samen verstommen we in een surplace
en houden ondanks de koude wind
toch heel even.
Aan een glimlach vast.