Het kwam me vaag bekend voor, dit bospad, de boerderij in de verte. Ik had dit pad al zo vaak gelopen, nu was ik gedesoriënteerd, geen idee hoe ik hier terecht was gekomen. Ik probeerde de omgeving in me op te nemen, iedere stap heel bewust te zetten. Langzaam kwam ik terug in het hier en nu. De enige conclusie was dat ik in dissociatie in het bos was beland. Ik had geen idee hoe lang ik al weg was. Het laatste wat ik me kon herinneren was de EMDR sessie, “dit kostbare uur heb ik dus verspild”. Na twee weken zat deze klinische traumabehandeling er bijna op. Het lukte alsmaar niet om bij de kern te komen, het was te ondraaglijk om toe te laten.
Nog enigszins gedesoriënteerd en met lood in m’n schoenen zocht ik de weg terug. Angstig om alleen rond te dwalen en minstens zo bang om terug te gaan. Zijn ze boos of teleurgesteld? Het leek een eindeloze wandeling, vechtend tegen de angst. Ik bereikte ongezien m’n slaapkamer en kon weer even ademhalen.
De opluchting was van korte duur, het therapieprogramma ging verder. Angst maakte plaats voor wilskracht. Ik had de veiligheid van deze klinische setting nodig om tot de kern te komen, vanmiddag was het erop of eronder. Ik schreef een brief naar de psycholoog. Dat ik niet goed wist wat er gebeurd was, dat ik baalde dat ik was weggelopen, ik zou nog harder m’n best doen. De onderliggende boodschap was, help me erdoorheen! Ik wil zo graag, maar het lukt me niet alleen.
Ik probeer haar gezichtsuitdrukking te lezen toen ze me kwam halen. Vol angst en wilskracht liep ik de trap op. De wanhoop probeerde ik niet te voelen. Daar zaten we weer. Er was geen boosheid, geen teleurstelling en zelfs geen verspilde sessie. Integendeel, ik was die ochtend tot de kern gekomen, dat wist ik alleen zelf nog niet. Wantrouwend keek ik er aan, een geruststellende glimlach. Ze wist precies waar de kern geraakt werd, daarop ben ik in dissociatie geraakt. Het was juist een doorbraak. Dat ik in dissociatie was weggevlucht, was voor haar geen reden tot paniek, ze wist dat ik hier wel uit zou komen. Ze heeft me losgelaten vanuit vertrouwen. Achteraf was dat een groot cadeau, de ervaring dat ik op mezelf kan terugvallen, zelfs als ik het helemaal kwijt ben.
Met dat vertrouwen ging de koptelefoon weer op, de lichtbalk werd klaargezet, buzzers in m’n broekzak.“Doe je ogen maar dicht, ik zet de afleiding meteen aan”. In een zin werden de meest ondraaglijke details genoemd. “Volg de lampjes maar, tappen met je voeten, met je handen op je knieën en zeg het alfabet maar achterstevoren op”. Samen gingen we door de kern geen, de meest ondraaglijke pijn doorvoelen, om het dragelijk te maken.
Ik was er nog niet, maar deze overwinning nam niemand me af. Ik kon het toch, traumaverwerking. Daarmee kon ik de diagnose PTSS accepteren, een halfjaar later was ik hersteld.