CCE ziet toename vastgelopen zorg in de ggz
Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) krijgt steeds meer meldingen van situaties in de ggz waar de zorg is vastgelopen. Didier Rammers, programmaleider ggz en coördinator bij CCE, licht in een gesprek toe waar deze toename vandaan komt en hoe CCE probeert te helpen: “We zien soms gaten in de reguliere zorg. Het is niet aan ons om die gaten te dichten. Maar we denken wel mee met hulpverleners om in elke specifieke context de beste oplossing te vinden.”
Niet doorverwijzen maar doorzoeken binnen de bestaande situatie
Wanneer de zorg voor een cliënt op een dood spoor komt, kunnen zorgaanbieders een beroep doen op CCE. Een medewerker van CCE gaat dan met de hulpverlening, de cliënt en naastbetrokkenen meekijken naar mogelijke oplossingen. Didier Rammers: “Ik noem het geen advies. Dat woord probeer ik juist te vermijden, want het suggereert een ongelijkwaardige positie. Het is veel meer dat je samen kijkt wat er aan de hand is en wat je anders zou kunnen doen.” Daarnaast onderzoekt CCE ervaringen die het met consultaties opdoet en geeft het algemene bevindingen terug aan het veld. Doordat CCE in verschillende zorgsectoren werkt, kan het kennis en kunde uit die sectoren met elkaar verbinden. Zo kan de ggz leren van goede praktijken uit de gehandicaptenzorg.
Wanneer het niet goed gaat in de zorg, denkt men in de ggz volgens Rammers soms te snel: we zijn er klaar mee, we kunnen niets meer, deze cliënt moet naar een andere plek. “Als CCE gaan we zo weinig mogelijk mee met die denktrant. Wij zoeken altijd eerst een oplossing binnen de context waarin mensen zitten. Anders krijg je een situatie dat mensen worden doorgestuurd van de ene zorgaanbieder naar de andere, met alle nare consequenties als lange wachttijden tot gevolg.”
Veel consultaties bij beschermd wonen en ambulante begeleiding
Tot en met november lag het aantal ggz-aanvragen voor consultatie 36% hoger dan in 2022 over dezelfde periode. In de jaren ervoor was ook al sprake van een stijging, maar niet zo sterk als nu. Rammers is gaan onderzoeken welke tendens achter die snelle toename zit. De verklaring is in ieder geval niet dat de ggz CCE steeds beter weet te vinden. “We krijgen niet meer vragen uit de curatieve ggz. De meeste cliënten die bij ons aangemeld worden krijgen helemaal geen behandeling meer. Ze zitten bijvoorbeeld in beschermd wonen of begeleid zelfstandig wonen. Ze onttrekken zich aan begeleiding en glijden langzaam af, met als gevolg ontregeling of psychotische periodes. Het lukt de omgeving niet dat te keren. Aanmelden bij de GGZ wordt een probleem, zeker als mensen zelf niet willen. De woonvorm of huisarts voelt zich dan overvraagd.
Rammers geeft een voorbeeld: “Een cliënt met angst- en dwangklachten had enkele programma’s in de ggz doorlopen, de instelling wilde toen de behandeling afsluiten. Ouders waren het daar niet mee eens. Hun dochter had nog klachten en ze zagen dit als een afwijzing. Met betrokkenen zijn we gaan kijken wat in de dagelijkse omgeving en op dagbesteding mogelijk was om beter om te gaan met de dwangklachten.”
Het is volgens Rammers een Pavlov-reactie om in dit soort situaties meteen naar de ggz te kijken. “Het is een verantwoordelijkheid voor de gehele omgeving, voor ons allemaal.” Dat neemt niet weg dat betrokkenheid van de ggz soms zeer welkom is, maar dan niet in de vorm van een geïsoleerde behandeling: “Als de ggz al in beeld is, gaat het vaak om een enkele afspraak in de week op de poli met een spv’er. Als je die spv’er laat aansluiten bij het team van beschermd wonen, krijg je meteen een heel andere dynamiek. De vraag is hoe je rond een cliënt netwerkzorg kunt regelen, zodat die weer houvast en structuur krijgt, en een daginvulling.”
Moeilijk gedrag is slechts het topje van een ijsberg
Afdelingen voor multi-complexe zorg doen ook een toenemend beroep op CCE. Hier verblijven vaak cliënten met een combinatie van problemen, zoals een licht verstandelijke beperking, gedragsproblematiek en verslaving, waarop de zorg geen goed antwoord heeft. Ze zijn, zoals Rammers zegt, verstrikt geraakt in een web van psychiatrische en sociaal-maatschappelijke ellende. De druk op medewerkers van zo’n afdeling is dikwijls groot en het is moeilijk voldoende personeel te krijgen en te behouden. “Omdat deze zorg in de praktijk zo moeilijk vol te houden is, maken instellingen soms afspraken voor carrouselverpleging. Ze spreken af dat sommige cliënten elke vier maanden doorgeplaatst worden naar een volgende afdeling. Maar dat is een oplossing uit onmacht. Deze cliënten en hun familie hebben geen stem. En dat geldt eigenlijk ook voor medewerkers in dit stukje van de ggz.”
Voor zover deze groep cliënten wel aandacht van beleidsmakers krijgt, gaat het vaak om pleidooien voor meer beveiligde zorg. Het is een ontwikkeling waar Rammers kritisch naar kijkt: “We weten dat beveiligde zorg vaak een negatief effect op de persoon zelf en zijn herstel heeft. Er wordt gekozen voor beveiligde zorg, omdat men vooral kijkt naar de psychische stoornis en het gedrag. Maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Je kijkt dan niet naar de 90 procent die daaronder zit: het levensverhaal, de persoon achter het gedrag, alles wat maakt dat mensen sommige dingen in het leven niet aankunnen.“
Onvoorwaardelijke ondersteuning
Aan het einde van het gesprek benadrukt Rammers dat er wel degelijk lichtpunten zijn. “Ik zie een kentering in de tendens om mensen rond te pompen in het systeem. Er is steeds meer besef dat we andere expertise nodig hebben om mensen met multi-problemen te helpen. We werken als CCE nu met een aantal afdelingen voor multi-complexe zorg samen om daar het leefklimaat te verbeteren. Die afdelingen halen meer ortho-pedagogische kennis in huis. De interesse in een andere benadering, die minder uitgaat van risicobeheersing en meer van persoonsgerichte ondersteuning, groeit. Die ontwikkeling is nog wel kwetsbaar, vaak hangt het op enkele personen. Er zit ook een moreel aspect aan. Als hulpverleners het gevoel hebben niet aan het goede te werken, haken ze eerder af. Maar als je met een team de omslag kunt maken naar een andere benadering en je krijgt de organisatie mee, zie je een omgekeerd effect. Dan wordt het leuk en ontstaat er een positieve dynamiek.”
De VG-sector kan in bepaalde opzichten een voorbeeld voor de ggz zijn. Daar werkt men met soortgelijke cliënten, maar de insteek is vaak anders. Rammers noemt het voorbeeld van zogenoemde Pro-plekken voor mensen met een licht verstandelijke beperking en probleemgedrag, die in de zorg al herhaaldelijk zijn uitgesloten. Pro gaat uit van zo gewoon mogelijk leven en biedt daarbij onvoorwaardelijke ondersteuning. Rammers: “Het idee is dat je samen 100 procent biedt. Als de cliënt zelf maar 0 of 10 procent kan leveren, vult de hulpverlening dat aan. Je zorgt gewoon dat het gebeurt. Bijvoorbeeld als het gaat om goed eten, dagbesteding, schoonmaken van het appartement. In de ggz is vaak de neiging om een beroep te doen op de autonomie en de zelfredzaamheid van de persoon. Als het dan niet lukt, laten ze los. De aanpak binnen Pro is dat je dan als hulpverlening juist extra investeert. En het werkt. De problemen met gedrag nemen af. Soms stromen cliënten zelfs uit van wie dat nooit verwacht was.”
“Maar dat betekent ook dat je moet investeren in personeel en organisatie. Werken op deze afdelingen is topsport. Dat betekent dat je in topconditie moet zijn: als begeleider, als team en organisatie. Trainen, intervisie en de juiste ondersteuning zijn dan cruciaal. Als je die omslag maakt als afdeling, dan neemt het werkplezier toe en willen mensen ook graag komen werken. We kennen de goede voorbeelden, de vraag is hoe dit in de GGZ voor elkaar te krijgen?
Over cruciale ggz
De aanleiding voor het interview met Didier Rammers waren ontwikkelingen rond de cruciale ggz. Anderhalf jaar geleden sloten drie belangrijke ggz-klinieken kort na elkaar de deur, waardoor essentiële zorg voor een groep cliënten dreigde te verdwijnen. In het Integraal Zorgakkoord is de afspraak gemaakt dat dit soort cruciale zorg in principe altijd beschikbaar moet blijven. Daarom worden nu aanbod en vraag in de cruciale ggz in kaart gebracht.
Didier Rammers vraagt zich af of veel casuïstiek die bij CCE terechtkomt wel onder de noemer cruciale ggz valt. “Voor de cliënten en familieleden die het betreft is het natuurlijk cruciaal. Maar vaak is het de basale zorg waarin hulpverleners en cliënten vastlopen. Soms speelt de curatieve ggz al geen rol meer. En anders gaat het meestal niet om afdelingen die topreferente of hoogspecialistische zorg bieden. Het zijn juist afdelingen waar weinig onderzoekers en hoogleraren rondlopen. Het is een vergeten groep cliënten in de ggz.”
Binnenkort wordt wel meer duidelijk wat het traject cruciale ggz te bieden heeft. Rond half december verschijnt een rapport van het HHM-onderzoek dat het aanbod van cruciale ggz in kaart brengt. Dan komt ook een interactieve landkaart beschikbaar waar dat aanbod op terug te vinden is. Ook medio december, of iets later, verschijnt een rapport van KPMG over de vraag naar cruciale ggz.
Uit de handreiking cruciale ggz die de Nederlandse ggz in februari 2023 uitbracht blijkt dat cruciale ggz een ‘dynamisch begrip’ is en dat regio’s enige vrijheid hebben om te bepalen wat er wel of niet onder valt. De verwachting is dat de rapporten die binnenkort verschijnen slechts een eerste beeld geven van de cruciale ggz in Nederland en lacunes daarin. In een volgend artikel zullen we hier nader op ingaan.
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.