Een derde van de psychiatrische patiënten met chronische lichamelijke aandoeningen, wordt binnen zes maanden na ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis opnieuw opgenomen. Het risico op zo’n snelle heropname is in te schatten door kenmerken van de patiënt te combineren met het ziektebeeld en met informatie van de patiënt en de zorgverleners over het geneesmiddelengebruik. Dit blijkt uit het promotieonderzoek waar Heshu Abdullah-Koolmees woensdag 29 april op promoveert aan de Universiteit Utrecht.
Continuïteit van farmaceutische zorg voor psychiatrische patiënten
Ongeveer twee derde van de psychiatrische patiënten heeft ook chronische lichamelijke aandoeningen. Apotheker Heshu Abdullah-Koolmees onderzocht de continuïteit van het geneesmiddelengebruik door deze patiënten. Ze ontwikkelde onder meer korte vragenlijsten over de medicatie, die de patiënt, de verpleegkundige en de arts vlak voor het ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis invulden. De antwoorden op deze vragen combineerde ze met feitelijke gegevens over de patiënt en het complete ziektebeeld en rekende ze om naar een score. Van de groep patiënten met de hoogste score bleek 62 procent binnen zes maanden opnieuw opgenomen te zijn.
Eenvoudig toepasbare tool
“Mijn onderzoek laat zien dat je met een eenvoudig toepasbare tool goede aanwijzingen kunt krijgen om het risico op heropname te herkennen”, licht Abdullah-Koolmees toe. “De volgende stap is te onderzoeken wat deze patiënten, gezien het verhoogde risico door discontinuïteit van medicatie, nodig hebben om heropname te voorkomen. Heropname is voor de patiënt een ingrijpende ervaring en leidt tot extra kosten. De meeste heropnames vinden bovendien al binnen één of twee maanden na het ontslag plaats.”
Eigen verantwoordelijkheid
Uit de vragenlijsten komt naar voren hoe de patiënt tegenover de voorgeschreven medicatie staat en of de omgeving steun biedt bij het geneesmiddelengebruik. Daarnaast blijkt onder meer hoe de zorgverleners de therapietrouw en de kans op heropname inschatten. “Met deze informatie kun je het gesprek aangaan”, aldus Abdullah-Koolmees. “Het is bijvoorbeeld belangrijk dat patiënten goed begrijpen waarom ze hun medicijnen nodig hebben, hen te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid voor hun medicijngebruik en te zorgen dat ze hierbij zo nodig steun vragen of organiseren.”
Overkoepelend medicatiedossier ontbreekt
Sinds 2011 zijn richtlijnen van kracht voor de overdracht tussen de eerste lijn (huisarts, apotheek enz.) en tweede lijn (ziekenhuis) zorgverleners. Uit het onderzoek van Abdullah-Koolmees blijkt de informatieoverdracht tussen de verschillende zorgverleners van psychiatrische patiënten met chronische lichamelijke aandoeningen echter nog niet optimaal. In de praktijk ontbreekt een overkoepelend medicatiedossier, waardoor zorgverleners het overzicht missen. Bij een opname kan ook de patiënt dat overzicht vaak niet bieden.
Afstemmen
“De zorg voor deze psychiatrische patiënten is complex, omdat het aantal betrokken zorgverleners groot is. Juist dit zijn echter patiënten die vaak minder goed of in bepaalde perioden niet meer goed voor zichzelf kunnen zorgen. Het komt bijvoorbeeld regelmatig voor dat patiënten voorgeschreven medicatie niet ophalen bij de apotheek of wel ophalen maar niet innemen Daarom is het extra belangrijk dat de zorgverleners onderling beter afstemmen”, aldus promotor prof. Toine Egberts van de Universiteit Utrecht.
Heshu Abdullah-Koolmees promoveert op woensdag 29 april om 14.30 uur in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht op het proefschrift: ’Continuïteit van farmaceutische zorg voor psychiatrische patiënten’. Promotor is prof. Toine Egberts, co-promotoren dr. Rob Heerdink en dr. Helga Garðarsdóttir. Dit onderzoek is gefinancierd door Universiteit Utrecht en uitgevoerd in samenwerking met Altrecht GGZ en Brocacef Ziekenhuisfarmacie.
Bron: Universiteit Utrecht