Dat blijkt uit een enquête, die begin vorig jaar werd gehouden; 547 SCEN-artsen (82%) deden eraan mee. Gemiddeld werken zij al 8 jaar als SCEN-arts, sommigen al 17 jaar. De helft (49%) zegt dat de grenzen van wat nog binnen de zorgvuldigheidseisen valt, sinds hun eerste jaren als SCEN-arts zijn verruimd.
Slechts 4 procent zegt ooit het ‘zorgvuldig’ te hebben uitgesproken bij een euthanasiegeval bij gevorderde dementie, op basis van een schriftelijke wilsverklaring; vermoedelijk omdat het weinig voorkomt, want veel méér respondenten (52%) achten het ‘denkbaar’ dat ooit te zullen doen. Bij euthanasie bij ‘lijden aan het leven’ zonder medische grondslag, heeft 11 procent al eens geoordeeld dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan; 32 procent acht het denkbaar zo’n geval ooit als zorgvuldig te zullen beoordelen. De onderzoekers noemen dat opvallend, want deze situatie lijkt niet te vallen binnen de grenzen van de wet.
Driekwart van de SCEN-artsen vindt euthanasie soms aanvaardbaar bij patiënten die elke vorm van behandeling weigeren en euthanasie willen. Een kleinere meerderheid zegt de zorgvuldigheid te kunnen beoordelen als de patiënt niet meer kan communiceren – bijvoorbeeld met een wilsverklaring of informatie van derden. Opvallend genoeg zegt 70 procent ooit eventuele alternatieven om het lijden te verminderen met de patiënt of de familie te hebben besproken – dat is immers niet direct hun taak. Een iets kleinere groep (62%) heeft ooit aan de behandelend arts gesuggereerd dat palliatieve sedatie een goed alternatief zou zijn.
Er blijkt geen enkele relatie te zijn tussen de ervaring en opvattingen van een SCEN-arts en het percentage consultaties waarin naar diens inzicht nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. ‘In het licht van het streven naar uniformiteit in oordeelsvorming is dit een positief resultaat’, stellen de onderzoekers tevreden vast.
Het onderzoek is uitgevoerd door het VUmc en wordt op 23 april gepresenteerd tijdens een KNMG-symposium over de SCEN-artsen.