Het lijkt er op dat verschillende medicijnen bijdragen aan het krijgen van een depressie. Maar of dat echt zo is, is lastig vast te stellen. Dat schrijft de Volkskrant afgelopen donderdag. De krant nam verschillende medicijnen en onderzoeken onder de loupe.
Zo beschrijft de krant een Deense studie onder een miljoen vrouwen dit najaar. Die liet zien dat vrouwen en vooral tienermeisjes die een anticonceptiepil slikken vijf keer vaker een depressie krijgen. Zulke grote getallen kunnen niet op toeval berusten, concludeerden de onderzoekers, er moet wel sprake zijn van een oorzakelijk verband.
Het nieuws over deze bijwerking van de pil was amper verteerd toen een publicatie verscheen over de relatie tussen het slikken van de veel gebruikte bloeddrukverlager metoprolol (een bètablokker) en stemmingsstoornissen.
In bijsluiters staan stemmingsstoornissen als mogelijke bijwerking vaak vermeld, bij verschillende medicijnen, schrijft de Volkskrant verder. Daar hoeft geen alarmerende studie voor te zijn verschenen. Vermelde bijwerkingen zijn niet per definitie bewezen. Bijwerkingen die worden gemeld bij Lareb, het centrale meldpunt voor bijwerkingen, zijn vak juist het startpunt voor verder onderzoek.
In de bijsluiter staan weliswaar mogelijke bijwerkingen, maar daar ligt de nadruk op ’mogelijk’. En of een depressie al latent aanwezig was of veroorzaakt door een middel als de pil of een betablokker blijkt ontzettend lastig vast te stellen. Wetenschappelijk bewijzen dat er sprake is van samenhang is vrijwel onmogelijk. De Deense studie bij de anticonceptiepil bijvoorbeeld toont alleen een vermoedelijke samenhang aan. De kracht zit hem in de getallen. Zoals de onderzoekers stellen: een miljoen vrouwen deden mee aan de studie en van hen kregen de pilsliksters vijf keer vaker een depressie. Dat maakt de kans op toeval wel erg klein.
Andere middelen die verdacht zijn, maar waarbij wetenschappelijk bewijs ontbreekt zijn de bloeddrukverlager propranolol (een bètablokker, ontstekingsremmers en prednison. Er is ook een lange lijst met een geringe kans op depressie, waarbij de meeste gebruikers nergens last van hebben. En van een aantal middelen is de kans op bijwerkingen zo bekend, dat patiënten door hun arts al snel naar een psychiater worden doorverwezen. Dat geldt voor de hiv-remmer efavirenz of de hepatitis-medicatie interferon.
Bron en voor het hele artikel: De Volkskrant / Ianthe Sahadat