Er is de laatste maanden de nodige aandacht voor de poh-ggz, de praktijkondersteuner bij de huisarts voor geestelijke gezondheidszorg. Minister Helder heeft plannen, er hebben een aantal onderzoeken plaatsgevonden en er is al jaren een register in de maak. Een overzicht van de stand van zaken.
In het in december gepresenteerde coalitieakkoord ’Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ werd de poh-ggz al genoemd als middel om de ggz te ontlasten: ’In combinatie met de inzet op passende zorg en een praktijk ondersteuner huisarts (POH) kan de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) zich meer richten op complexe problematiek en wordt de instroom beperkt.’ Maar wat betekende dat concreet, in de praktijk?
De Toekomstagenda ggz
Dat wilde de Tweede Kamer ook graag weten en die stelde daar in een schriftelijk overleg een aantal vragen over. Maar veel concreter werd het niet. In de beantwoording van de vragen, afgelopen mei, maakte de Minister wel wat opmerkelijke statements. Zo stelde ze, dat de poh-ggz “kortdurend cliënten met (lichte) psychische klachten kan begeleiden of ondersteunen, maar in principe geen rol heeft in het begeleiden van cliënten die al op een wachtlijst staan en vaak gespecialiseerde zorg nodig hebben.”
Dat is een bijzondere opmerking, want volgens een schatting in het blad Huisarts en Wetenschap in 2020 ziet de poh-ggz gemiddeld 22% van de cliënten ter overbrugging van een wachtlijst in de generalistische basis-ggz of gespecialiseerde ggz.
Dat wist de Minister natuurlijk ook en ze zei dan ook toe dat het in het IZA (Onderhandelingen Integraal Zorgakkoord) ook moet gaan over het organiseren van laagdrempelige beschikbaarheid van ggz-expertise in zowel de huisartsenpraktijk als het sociaal domein.
Ook over de genoemde inzet was blijkbaar nog weinig concreets te melden. Op vragen daarover antwoordde de Minister dat de rol van de poh-ggz in de keten van sociaal domein- huisartsenzorgzorg en de ggz zou worden meegenomen in dat IZA, een akkoord dat wordt afgesloten voor de periode vanaf 2023. Het zou, aldus de Minister, moeten gaan “over het realiseren van passende zorg en ondersteuning, het concretiseren van verantwoordelijkheden, het verbeteren van de zichtbaarheid en bereikbaarheid ten behoeve van de samenwerking tussen ggz, huisartsen en het sociaal domein, het realiseren van multidisciplinaire triage en expertise aan de voorkant, het versterken van het sociaal domein/sociale basis en de wettelijke en financiële mogelijkheden bij domein overstijgende samenwerking. Ook zal de rol van de poh-ggz in de keten van sociaal domein, huisartsenzorg en de ggz onderdeel uitmaken van de Toekomstagenda ggz.”
Nogmaals: veel concreter is het (nog) niet.
Inventarisaties
Het afgelopen half jaar zagen ook de publicaties van twee enquêtes het licht. Recent verscheen van het NIVEL ’De praktijkondersteuner huisartsenzorg (POH) in de huisartsenpraktijk: diversiteit en capaciteit’. Een paar maanden eerder had het Trimbos-instituut, in samenwerking met de landelijke vereniging poh-ggz, al de factsheet ’Functie POH-GGZ: succesfactoren en verbeterpunten’ gepubliceerd.
Uit het NIVEL-onderzoek blijkt dat bijna 80% van de huisartspraktijken beschikt over een poh-ggz. Uit beide publicaties blijkt een grote tevredenheid over de functie poh-ggz, ondanks de grote verschillen in opleidingsachtergrond, werkervaring, dienstverband, nascholing en intervisie/supervisie, overleg met de huisarts, wachttijd en aantal consulten per werkdag. Bijna de helft van die praktijken zou het aantal uren poh-ggz wel willen uitbreiden, de andere helft wil in ieder geval niet mínder uren. Opvallend in het NIVEL-onderzoek is dat van alle beroepen in de huisartsenpraktijk de poh-ggz het minste tijd besteed aan niet-patiëntgebonden tijd, slechts 5%.
Voor een deel van de POH’s-GGZ is, aldus de factsheet van het Trimbos, winst te behalen in de vormgeving van de functie, zoals het hebben van vaste overlegmomenten met de huisarts; maximaal acht tot negen face-to-face gesprekken op een werkdag; een maximale wachttijd tot het intakegesprek van één tot twee weken. Ook is de samenwerking met het sociaal domein nog een verbeterpunt.
Niet alleen de huisartsen, ook de patiënten lijken tevreden over de functie van en de interactie met de poh-ggz, al is er nog verbeterruimte op het gebied van gezamenlijke, geïnformeerde besluitvorming over de hulpverlening tussen patiënt en poh-ggz. Hetzelfde geldt voor de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de POH-GGZ tijdens het hulpverleningstraject.
Langere werkervaring als POH-GGZ draagt bij aan hogere patiënttevredenheid. Dit wijst op de relevantie om startende en onervaren poh’s-ggz in de huisartsenpraktijk voldoende begeleiding en supervisie te bieden.
De ervaren praktijkondersteuner gaat uitstromen
In De Eerstelijns noemt Trimbos-onderzoeker Jasper Nuijen de poh-ggz ”een soort van scharnier” tussen huisarts, ggz en sociaal domein. De problemen van patiënten die bij de poh’er terecht komen, hebben volgens hem vaak een sociale achtergrond: eenzaamheid, echtscheiding, financiën, werk. Maar aan de verbinding met het sociaal domein schort het, zoals ook bleek uit het onderzoek.
Nuijen noemt ook de bedreigingen: “Als je de toestroom naar de ggz wil indammen, heb je ’stevige’ praktijkondersteuners nodig die in hun werk niet weglopen voor de wat meer ingewikkelde patiënten. En die de huisarts goed kunnen adviseren over het al dan niet doorverwijzen van een patiënt naar de ggz.”
Daar ziet Nuijen een risico. De mensen die in de eerste jaren na 2008 als praktijkondersteuner begonnen, hadden vaak al veel ervaring in de ggz. “We weten uit ons onderzoek dat zij ook de wat complexere patiënten bedienen en met goed resultaat. Maar we zien dat deze groep poh’ers de komende jaren gaat uitstromen.”
Volgens Nuijen kunnen door deze toekomstige trend juist meer mensen naar de ggz doorverwezen worden. ”Uit ons onderzoek blijkt dat minder ervaren praktijkondersteuners gemiddeld genomen hulp bieden aan minder complexe patiënten. Mogelijk is de huisarts minder geneigd om de wat complexere patiënten door te sturen naar minder ervaren poh’ers. Of zijn deze poh’ers zelf terughoudend.”
De beperkte werkervaring bij jongere praktijkondersteuners is een kritische factor die maar moeilijk is te verhelpen. Nuijen wijst op het belang van supervisie en intervisie voor deze groep. ”Het helpt natuurlijk wanneer je als jongere praktijkondersteuner een collega-poh’er met meer kennis en ervaring of iemand uit de ggz snel kunt raadplegen.”
Register een lang en slepend project.
Dan is er nog het register. Al jaren wordt er gesproken over de opzet en uitvoering daarvan. Niet voor niets: zowel het NIVEL als het Trimbos-instituut benoemen het belang van het hooghouden van de kwaliteit van de poh-ggz zorg. Een register kan daarvoor een middel zijn.
Helaas lukte het de belanghebbende partijen (onder andere LHV, NHG, NIP, V&VN, lv-poh-ggz) tot op heden niet tot een onafhankelijk register te komen. De verzekeraars hadden inschrijving in het register per 1 juni 2021 verplicht gesteld, maar in april van dat jaar ging er al een persbericht uit dat er, wat betreft de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) “geen sprake kan zijn van een verplichte inschrijving in een register per 1 juni 2021, zolang er geen onafhankelijk register met een passende beheerstructuur bestaat.” Het nieuwe register moest, aldus het persbericht, onafhankelijk zijn en gebaseerd op het functie- en competentieprofiel POH-GGZ.
Ook verder onderhandelen leverde geen resultaat. Een jaar veder, nu een maand geleden, verzond de LHV opnieuw een persbericht: “We hebben geprobeerd om met de partijen die de poh’s-ggz vertegenwoordigen (NVvPO, LV POH-GGZ, BPSW, V&VN) tot een register te komen waarbij de onafhankelijkheid is geborgd, dat wil zeggen dat het niet direct gekoppeld is aan het lidmaatschap van een vereniging. Ook willen we dat het register aansluit op het functie- en competentieprofiel van de POH-GGZ, dat wil zeggen dat het register beschikbaar is voor mensen die aan dat functie- en competentieprofiel voldoen. Daarnaast vinden we het belangrijk dat huisartsen(organisaties) kunnen meedenken over het register, in een commissie van deskundigen. Helaas moeten we constateren dat aan deze voorwaarden niet wordt voldaan met het huidige voorstel.”
De LHV zegt tegen de huisartsen: “Wij vinden dat de kwaliteit van de poh-ggz voldoende gegarandeerd is als u het functieprofiel volgt en de opleidingsrichtlijnen hanteert die er al zijn.
Bespreekt u dus met uw poh-ggz dat inschrijving in het register (op dit moment nog) niet nodig is. Mocht in de toekomst de opzet van het register worden aangepast, dan kan inschrijving op een later moment altijd nog.”
Nieuwe aandachtsgebieden
Werk lijkt er voorlopig voldoende voor de poh-ggz. Een recent onderzoek van het Radboud UMC en Inpractica wees uit dat een poh-ggz Spoed een waardevolle toevoeging kan zijn aan een huisartsenpost (buiten kantooruren, de zogenoemde HAP). De ervaringen met de inzet van de poh-ggz Spoed op de HAP zijn goed; de onderlinge samenwerking verloopt goed en de poh-ggz Spoed is gemakkelijk in te passen in de werkwijze van de HAP. Ook in corona-tijd bleek telefonische consultvoering onder verantwoordelijkheid van de regiearts prima te werken. De HAP ervaart duidelijk een meerwaarde van de inzet van de poh-ggz Spoed in termen van verlichting en betere patiëntenzorg. Ook patiënten lijken deze zorg te waarderen. In 78% van de consulten waren patiënten met een combinatie van verwijzing en/of overbruggingsmedicatie en/of advies van de praktijkondersteuner geholpen.
Niet alleen binnen, ook buiten de gezondheidszorg wordt gelonkt naar samenwerking met de poh-ggz. Behalve naar elkaar verwijzen valt er vooral veel van elkaar, zeggen de geestelijk verzorgers en de poh’s ggz in een gemeenschappelijk project in Utrecht: ‘Geestelijk verzorgers zijn beter in doorvragen, maar praktijkondersteuners zijn doortastender. Door elkaar op te zoeken, kunnen we onze cliënten nog beter helpen.’