Armoede en je problemen oplossen gaat soms moeilijk samen
Voor de supermarkt waar ik mijn boodschappen doe, stonden afgelopen zaterdag vier vrijwilligers van de voedselbank. Ze deelden kleine foldertjes uit met de tekst ‘Doneer nu!’, gevolgd door een lijstje met spullen waar behoefte aan is, onder andere zonnebloemolie, thee, pastasaus en houdbare melk. Voorbij het klaphekje van de winkel zag ik even later een rek met levensmiddelen, niet toevallig exact die levensmiddelen die op het lijstje van de voedselbank staan. De supermarkt vaart er wel bij.
De voedselbank ‘piept en kraakt’, aldus de organisatie zelf. In het laatste kwartaal van 2022 steeg het aantal klanten met 30 procent naar 120.000 per week. Dat gebeurde tegelijkertijd met de forse stijging van de inflatie en de energieprijs. 120.000 mensen die zo weinig inkomen hebben dat ze afhankelijk zijn van de voedselbank.
Ik moet denken aan de woorden van premier Rutte, enkele jaren geleden: “Wees die realistische Nederlander die opstaat en zijn verantwoordelijkheid neemt als het erop aankomt. En dat is nu.” Achter deze oproep tot verantwoordelijkheid gaat een mensbeeld schuil, namelijk dat van de zelfredzame burger die verantwoordelijk handelt en zo min mogelijk problemen veroorzaakt. In Nederland leven echter 1 miljoen mensen in armoede aan wie het vaak aan elk startkapitaal ontbreekt om zichzelf te redden. En sinds de coronacrisis neemt dit aantal drastisch toe. Waar loopt het vast en wat moet er anders?
Meer en nieuwe armoede
Ondanks dat de coronacrisis voorbij is zijn banken nog weinig bereid een betaalpauze op rente en aflossing te geven. De werkloosheid is weliswaar afgenomen, maar niet de armoede. Stichting Armoedefonds deed in november vorig jaar een onderzoek onder duizend lokale hulporganisaties om de gevolgen van de coronacrisis op armoede in Nederland in beeld te krijgen. 82% van deze hulporganisaties ziet een stijging van het aantal hulpvragen en vermoedelijk is dit nog maar het topje van de ijsberg. De stijging van de kosten voor levensonderhoud zorgt bij steeds meer mensen voor financiële problemen. Denk aan de kosten voor benzine, energie, zorgverzekering, luiers en hygiëneartikelen.
Al vóór de coronacrisis was er een groep kwetsbare mensen met een inkomen rond het bestaansminimum. Denk aan mensen in de bijstand, niet-westerse migranten en alleenstaande ouders met minderjarige kinderen. De coronacrisis zorgde echter voor een groep ‘nieuwe armen’: ZZP-ers, jongeren, horecapersoneel en werknemers met een flexibel of tijdelijke contract. Veel van deze armoede blijft lang onder de radar. Veel ‘nieuwe armen’ zoeken vaak pas hulp wanneer er schulden ontstaan of lenen bij familie en vrienden.
De falende burger die het ideaal niet redt
Wie in armoede leeft, faalt naar de maatstaf van ‘de ideale burger’. Deze burger is de mens die autonomie nastreeft en risico’s vermijdt. Het model van de ‘ideale burger’ laat een verschuiving zien binnen de samenleving. De achterliggende decennia vond een transitie plaats van de maakbare samenleving naar de maakbare mens. Het individu is verantwoordelijk. Dit zorgt ervoor dat zowel succes als falen toegeschreven wordt aan ons eigen handelen in plaats van de plek van je wieg, domme pech of beleid vanuit de overheid.
Maar aan dit ideale plaatje kunnen vele mensen die in armoede leven niet voldoen. Het ontbreekt ze vaak aan ‘startkapitaal’ om zich staande te houden. Werk beschermt steeds minder tegen armoede door lage inkomens en een toename van flexibele en tijdelijke contracten. Daarnaast is er sprake van een grote woningnood en er is steeds minder sociale zekerheid.
Een cliënt uit de praktijk laat dit pijnlijk zien. Jef is een dertiger die na zijn scheiding niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. De hoge huur van een particuliere huurwoning resulteert in huurachterstanden. De drempel om hulp te zoeken blijkt erg hoog. Mensen die in armoede terecht komen voelen zich vaak schuldig naar zichzelf en hun omgeving. Men schaamt zich voor de problemen die zich hebben opgestapeld en dat het niet is gelukt het hoofd boven water te houden ondanks dat hard te hebben geprobeerd.
Een monster met vele tentakels
De Canadees-Franse serie M’entends-tu (‘Can you hear me’) uit 2018 en nog op Netflix te zien, brengt op rauwe wijze in beeld wat het is om onder de armoedegrens te leven. Het gaat over Ada, Fabiola en Carolanne, drie vriendinnen die zijn opgegroeid in de grauwe buitenwijken van Montreal.
Hun pogingen een eigen leven op te bouwen wordt belemmerd door geweld, afhankelijkheidsrelaties, onstabiele families en psychische problemen. Ada leeft bij haar verslaafde moeder die zich prostitueert. Ook Ada zelf probeert op die manier wat geld te verdienen. Zo verleidt ze ook haar huurbaas zodat ze niet langer bij haar moeder hoeft te blijven wonen en zij voor een lage huurprijs een appartementje kan huren. Wanneer ze echter wil stoppen met de seks, sluit haar huurbaas uit onvrede het gas, water en licht af.
Het laat zien dat armoede niet alleen betekent dat je weinig geld hebt, maar dat je ook sneller bereid bent relaties aan te gaan die niet goed voor je zijn. Vaak kampt iemand met chronische stress omdat er oplopende schulden zijn, ontstaan er spanningen in relaties en is er bovengemiddeld vaak sprake van geweld of ruzie. Armoede gaat daarom niet alleen over de inhoud van de portemonnee, maar om iemands totale leefsituatie. Het is daarnaast ook de façade van een bestaan waarin mensen ervaren er niet meer bij te horen. Een cliënt moest bijvoorbeeld haar auto de deur uitdoen omdat ze deze niet meer kon betalen. Dat betekende dat ze haar familie minder vaak kon zien en nog maar af en toe sociale activiteiten buiten de deur ondernam omdat ze aangewezen was op openbaar vervoer en ze dit nauwelijks kon betalen. Sociale uitsluiting bij armoede is meestal niet direct zichtbaar voor de buitenwereld, maar wordt door de mensen zelf vaak ervaren als datgene waar ze nog het meest onder lijden. Het is niet mee kunnen doen met de rest, zoals bijvoorbeeld geen Sinterklaas, kerst of verjaardagen te kunnen vieren omdat men weinig of geen geld heeft voor iets extra’s.
De vicieuze cirkel tussen armoede en psychiatrie
In dit verband stip ik ook graag de relatie aan tussen armoede en ggz waar al eens eerder over werd geschreven in dit magazine. Enerzijds kunnen psychische problemen aanleiding zijn voor armoede, dat bijvoorbeeld vaak het geval is bij cliënten die te maken hebben met een Ernstig Psychiatrische Aandoening. Van hen heeft ongeveer 19% een betaalde baan (die overigens minder is dan 12 uur) waardoor velen dus al met een gering inkomen moeten rondkomen. Anderzijds is er ook de invloed van armoede op het psychisch welbevinden, zoals voortdurende geldstress en depressieve klachten. Armoede werkt daarom twee kanten op en kan daarom juist een cumulatief effect hebben, ofwel men raakt steeds meer verstrikt in allerlei problemen die aan armoede gekoppeld zijn.
De vraag is of het antwoord op armoede vanuit de psychiatrie moet komen, waar onderzoeksjournalist Malou van Hintum in april 2019 een artikel over schreef: ‘Psychiater kan armoede niet oplossen’. Daarin stelt zij dat er weliswaar veel individuele behandeltrajecten worden aangeboden binnen de ggz, maar dat is slechts symptoombestrijding. Het is namelijk normaal om stress en onzekerheid te ervaren als je niet zeker weet of je wel kunt voorzien in je basisbehoeften. Dus hoewel armoede weliswaar directe psychische gevolgen heeft, is het aan de overheid om de structurele oorzaken van armoede aan te pakken. Het is dan ook niet voor niets dat het Integraal Zorgakkoord (IZA) veel mentale problematiek die nu bij de ggz terecht komt, in het sociale domein opgelost wil zien.
Voortdurend crisismanagement
De vrijwel voortdurende stress die een leven in armoede met zich meebrengt zet verstandig handelen onder stuk. Een voorbeeld uit de praktijk is Rita, een alleenstaande moeder van twee kinderen die na een burn-out werkloos is geworden. Na haar scheiding kon ze diverse lopende rekeningen niet betalen en nu zit ze in de schuldhulpverlening. Met 50 euro per week moet ze rondkomen en daardoor is ze elke dag bezig met koopjes en aanbiedingen. Ze gunt haar dochter graag een sinterklaascadeau, maar beide kinderen hebben ook dringend een nieuwe winterjas nodig. Door steeds bezig te zijn met dergelijke keuzes, lukt het niet goed om na te denken over de lange termijn. De aandacht gaat vooral uit naar dringende problemen en kortetermijnoplossingen. Een cliënte die het overzicht totaal kwijt was over alle instanties die bij haar betrokken waren kocht een dure printer aanschafte om alle papieren zelfstandig uit te kunnen printen om overzicht te creëren. Nog duidelijker: Mensen kopen liever een pakje sigaretten dan medicijnen. Door aanhoudende stress wordt het geld sneller besteed aan een geluksgevoel dat op de kortere termijn bereikt kan worden. Op die manier lukt het vaak maar moeilijk om zelfstandig uit de armoede op te klimmen.
Doenvermogen
Nog te vaak wordt gedacht dat armoede vooral verholpen kan worden door te voorzien in voldoende kennis en het aanleren van de juiste cognitieve vaardigheden. Maar onder andere de ‘nieuwe armen’ van de coronacrisis illustreren juist dat dit niet klopt. Het ontbreekt de ondernemers, hardwerkende ouders en starters op de arbeidsmarkt vaak niet aan kennis. Het idee dat rationele keuzes ons gedrag beïnvloeden en ons behoeden voor onverstandige keuzes is daarom achterhaald. In 2017 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid een rapport met de veelzeggende titel ‘Weten is nog geen doen’. Dit rapport onderzocht in hoeverre er een realistisch perspectief nodig is op het mentale vermogen van burgers ten aanzien van zelfredzaamheid. In de huidige participatiesamenleving is vaak maar weinig aandacht voor niet-cognitieve vermogens. Er is niet alleen denkvermogen vereist om jezelf te kunnen redden, maar er is ook ‘doenvermogen’ nodig waarbij mensen in staat zijn een plan te maken, in actie te komen en te kunnen omgaan met verleidingen en tegenslagen. Een focus op dit ‘doenvermogen’ is hard nodig, omdat we leven in een samenleving waar dit aanpassingsvermogen aan veranderende omstandigheden harder nodig is dan ooit.
Armoede doorbreken
“Zelfredzaamheid betekent niet dat je mensen aan hun lot overlaat!”, hoorde ik ooit iemand zeggen. Dat klopt, zelfredzaamheid vereist een startkapitaal wat mensen in armoede niet voorhanden hebben. Ze hebben bestaanszekerheid nodig om uit de strik van armoede te komen, bijvoorbeeld in de vorm van een basisinkomen, maar ook in stabiele huisvesting. Daarnaast laat de focus op ‘doenvermogen’ beter zien wat mensen in armoede nodig hebben. Niet meer kennis of randvoorwaarden, maar vaardigheden zijn er nodig om armoede te doorbreken. De uitwerking van dit ‘doenvermogen’ zien we terug in de opmars van ervaringsdeskundigen die zelf in armoede gezeten hebben. Als geen ander kunnen zij naast iemand staan en begrijpen hoe het is om in armoede te leven. Zij kunnen vertellen hoe het is om een lange adem te hebben om uit de armoede te komen en wat daarvoor nodig is. Om armoede te doorbreken, helpt het daarom niet om met vereisten rond te zwaaien. Het begint bij erkennen dat armoede een veelkoppig monster is, waar velen liever gisteren dan vandaag uit willen klimmen. Dat bereiken ze niet met een helder hoofd, gezond verstand of een grote dosis verantwoordelijkheid, maar met basisbenodigdheden die elk mens nodig heeft om zichzelf te kunnen redden in het leven: een huis, eten, mensen om op te kunnen bouwen en een inkomen om verder te kunnen kijken dan alleen vandaag. En hulp die dichtbij komt en leert om het startkapitaal op te bouwen wat nodig is om uit de armoede te komen.
Joanne van Rossum werkt als SPV in de ambulante zorg voor specialistische ggz.