Onderzoek moet leiden tot concrete handvatten
Het is bepaald geen nieuw inzicht: al sinds Freud wordt onderkend dat een goede therapeutische relatie en een resultaatgerichte samenwerking tussen therapeut en patiënt essentieel zijn voor de succesvolle behandeling van psychische problemen. Weliswaar verschillen de meningen enigszins over de vraag of die goede relatie een harde voorwaarde is of ‘slechts’ een belangrijk onderdeel van de therapie, maar het belang ervan is voor alle betrokkenen duidelijk.
Maar wie verder onderzoek doet, stuit al snel op onbeantwoorde vragen. Want wat houdt die ‘goede therapeutische relatie’ nou precies in? Wat zijn belangrijke aspecten? Hoe zorg je ervoor dat er zo’n relatie ontstaat. En hoe houd je deze relatie vervolgens goed? Hoe werkt dat in de huidige GGZ, waar cliënten vaak niet van één behandelaar zorg krijgen, maar van een heel team?
“Uit eerder onderzoek van ons onderzoeksteam weten we dat er in ieder geval vier aspecten belangrijk zijn voor een goede therapeutische relatie”, zegt Melina Tetzlaff, onderzoeker bij Lentis in Groningen. “Authenticiteit, overeenstemming over de behandeldoelen, vertrouwen in elkaar en beschikbaarheid voor de patiënt. Wat wij willen onderzoeken is hoe je een goede behandelrelatie opbouwt tussen een cliënt met een ernstige psychische aandoening (EPA) en zijn/haar behandelteam. Tot nu toe is veel onderzoek gebaseerd op de relatie tussen één cliënt en één behandelaar, maar in de ggz wordt er vaak in teams gewerkt. Dan zou je dus eigenlijk als team een goede behandelrelatie moeten opbouwen. En daarover is veel minder bekend.”
Verwaarloosd fenomeen?
In een opiniestuk in GZ-Psychologie (2018) schrijven Jojanneke Bruins e.a. “In de Nederlandse ggz lag de focus de afgelopen decennia op behandelingen waarvan de werkzaamheid is bewezen (evidence based interventies). Dit heeft een grote kwaliteitsverbetering van de zorg opgeleverd, maar we moeten ons realiseren dat de behandelingen worden gegeven door mensen en dat therapeutische interventies hiermee een interpersoonlijke interactie zijn. EPA-patiënten (patiënten met ernstig psychiatrische aandoeningen WG) doorlopen veelal langdurige behandel- en begeleidingstrajecten en zij wijzen de behandelaar vaak aan als de belangrijkste persoon in hun leven. De meerderheid van hen heeft in het verleden een of meerdere trauma’s meegemaakt. Voor deze patiëntengroep is het daarom essentieel om te investeren in betekenisvolle contacten; en zo bezien verdient een goede, zorgvuldig opgebouwde therapeutische relatie veel aandacht. Dat kan traumatische contactervaringen uit het verleden corrigeren en een goede therapeutische relatie kan ertoe bijdragen dat betrokkenen zich weer durven te engageren in een sociale omgeving.”
Werkalliantie
Een belangrijk theoreticus op het gebied van de therapeutische relatie is de Amerikaanse psycholoog Edward Bordin, die leefde van 1913 tot 1992. Veel theorievorming over en onderzoek naar de therapeutische relatie, door Bordin werkalliantie genoemd, volgt zijn driedeling van overeenstemming over therapeutische doelen, overeenstemming over therapeutische taken en de kwaliteit van de persoonlijke band tussen patiënt en therapeut. Die driedeling is ook in fase 1 van het VOICE-onderzoek terug te vinden.
Tetzlaff: “Uit de literatuur weten we verder dat, behalve deze aspecten, ook de hechtingsstijl van cliënt en behandelaar belangrijk zijn voor de therapeutische relatie. Eventuele traumatische ervaringen in het verleden spelen ook een rol.”
Het onderzoek van Melina Tetzlaff is de tweede fase van het zogeheten VOICE-onderzoek. In fase 1 daarvan deden prof. dr. Stynke Castelein en dr. Jojanneke Bruins, beiden ook werkzaam bij Lentis en ook betrokken bij (promotie-)onderzoek van Tetzlaff. Zij bevroegen dertien focusgroepen met verschillende beroepsgroepen, ervaringsdeskundigen en cliënten over hun ideeën over een goede behandelrelatie en voerden een kwalitatieve analyse uit op de uitkomsten. Daar kwamen onder andere de vier genoemde aspecten uit voort.
Een wetenschappelijk artikel over dat onderzoek ligt ‘under review’ bij een internationaal tijdschrift en kan vóór publicatie niet worden gedeeld. Melina Tettzaff kan wel de hoofdbevindingen en interpretaties noemen. “Als je uitgaat van die vier aspecten (authenticiteit, overeenstemming over de behandeldoelen, vertrouwen in elkaar en beschikbaarheid voor de patiënt), betekent dat onder andere dat alle partijen transparant moeten communiceren. Daarnaast moeten behandelaren betrouwbaar beschikbaar zijn en ze moeten actief luisteren naar de behoeften van de cliënt. Vertrouwen moet eerst worden opgebouwd voordat de behandeldoelen worden besproken.”
Het zijn geen eigenschappen die je even in een cursusje leert, zo lijkt het. Misschien wel de moeilijkste: “Authentieke interesse helpt bij het in stand houden van een goede relatie. Hetzelfde geldt voor het aanpassen aan veranderende behoeften als het gaat om stabiliteit in contact en beschikbaarheid.”
Het VOICE-onderzoek
Het onderzoek van Tetzlaff et all en de eerdere onderzoeken van Bruins en Castelein maken deel uit van het VOICE-onderzoek. Hoewel de therapeutische relatie in de ggz van groot belang is voor herstel- en behandeluitkomsten, is er relatief weinig onderzoek gedaan naar de totstandkoming en instandhouding van een goede behandelrelatie. In het VOICE-onderzoek (VOICE staat voor Valuing Opinions In Communications Experiences) wordt gekeken hoe ervaringswerkers, andere zorgverleners en cliënten de Therapeutische relatie ervaren en welke factoren die relatie beïnvloeden in de context van multidisciplinaire behandelteams.
Dit wordt onderzocht met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Uiteindelijk moet de opgedane kennis onderdeel wordent van toekomstige behandelrichtlijnen en zorgstandaarden. Zo krijgen zorgverleners concrete handvatten, die kunnen worden gebruikt bij het opbouwen en in stand houden van een goede therapeutische relatie met hun cliënten.
Deelnemers gezocht!
Voor haar onderzoek wil Tetzlaff graag groepjes van drie een jaar lang volgen: één cliënt en zijn/haar twee belangrijkste behandelaren. In dat jaar krijgen zij elke drie maanden, in totaal vijf keer, online enkele vragenlijsten voorgelegd. Voor cliënten betekent dat een tijdsinvestering van in totaal ongeveer 2,5 uur, verdeeld over het jaar. Behandelaren zullen ongeveer een uur per cliënt per jaar bezig zijn met de vragenlijsten. het onderzoek richt zich vooralsnog op mensen met klachten op het gebied van angst, stemming en/of psychose.
Voor meer informatie kun je de filmpjes op YouTube bekijken. Er is een filmpje voor behandelaars en een filmpje voor cliënten. Je kunt ook mailen met Melina Tetzlaff, of vul direct het aanmeldingsformulier in.
- Hier vind je het aanmeldformulier voor cliënten,
- Hier vind je het aanmeldformulier voor cliënten en één voor behandelaren en ervaringswerkers.
Meer lezen over behandelrelaties?
Anton Hafkenscheid schreef ‘De therapeutische relatie, Een kritische verkenning. Daarin is onder andere veel te vinden over het gedachtegoed van Edward Bordin.
Ook het genoemde artikel van Jojanneke Bruins e.a. Onderzoek naar de therapeutische relatie: golden oldie of toekomstmuziek? is meer dan lezenswaardig (helaas alleen toegankelijk voor abonnees van GZ-Psychologie)
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.