Hoe kan het gezin een steunpunt zijn voor adolescenten met depressie of dysthymie? Verbinding en empathie zijn dan essentieel en oogcontact speelt daarin een belangrijke rol, zo blijkt uit het proefschrift ‘I See You’. Oogcontact tussen ouder en kind werkt positief op stemming en emoties. Maar niet bij adolescenten met depressie. Ondersteuning van ouders kan de onderlinge band verbeteren.
De dynamiek tussen ouders en adolescenten was wetenschappelijk gezien nog onontgonnen terrein. De verschillen daarin tussen jongeren met de diagnose depressie of dysthymie en jongeren zonder psychische klachten waren helemaal Terra Incognita. Tot nu toe. Het RE-PAIR-project van de afdeling Klinische Psychologie aan de Universiteit Leiden - onder leiding van hoogleraar Bernet Elzinga - brengt heel veel aspecten in kaart. Een van de ‘RE-PAIR-promovendi’ is Mirjam Wever. Zij promoveerde begin dit jaar op het proefschrift I See You: Insights into the neural and affective signatures of connectedness between parents and adolescents. Wever onderzocht verbondenheid, empathie en oogcontact binnen gezinsinteracties. De resultaten van die studie hebben klinische implicaties voor de ggz. Zo kunnen ze handvatten bieden voor ouders om hun kind te ondersteunen tijdens de adolescentie.
Gezinsdynamiek
Het overkoepelende onderzoeksproject RE-PAIR richt zich breed op de invloed van gezinsdynamiek in situaties waarin een adolescent depressief is, legt Mirjam Wever uit. “Jongeren van 11 tot 17 jaar oud én hun ouders namen deel aan een aantal intensieve onderzoeken. Ze zijn een dag bij ons in het ‘lab’ geweest, waar we interacties vastlegden op video. Ze hebben ook uitgebreide online vragenlijsten ingevuld. Daarna hebben we ouders en jongeren uitgenodigd om twee weken lang een dagboek over gevoelens en interacties in hun dagelijks leven bij te houden. Vervolgens kwamen ze bij ons terug voor MRI-scans van het brein bij specifieke taken en vragen. Zo hebben we dus uitgebreide kwantitatieve en kwalitatieve data verzameld.” Uniek voor dit onderzoek is dat in de meeste gevallen beide ouders hebben deelgenomen, vertelt Wever. “Vaak komen alleen moeders naar dit soort onderzoeken. We hebben de vaders echt moeten doorvragen om alsjeblieft te komen. En toen kwamen ze ook.” Aan het RE-PAIR onderzoek deden meer dan honderd jongeren en hun ouders mee: ongeveer tachtig jongeren zonder psychische klachten en ongeveer vijfendertig met een diagnose depressie of dysthymie.
Oogcontact tussen ouder en kind
Collega’s keken met behulp van MRI onder andere naar de reactie van adolescenten op (positieve en negatieve) feedback van de ouders of van leeftijdgenoten. Het onderzoek van Mirjam Wever richtte zich specifiek op twee belangrijke processen in de ouder-kind interacties: oogcontact tussen ouder en kind en empathie van ouders. “Terwijl ze in de scanner lagen hebben we de adolescenten bijvoorbeeld video’s laten zien waarin ze oogcontact maken met hun eigen ouders, onbekende volwassenen en leeftijdgenoten”, legt Wever uit. “We zien dan dat iedereen – want we hebben dit ook gedaan bij ouders met hun eigen kind – zich over het algemeen beter gaat voelen na oogcontact. Wat ook grappig is: we hebben proefpersonen ook video’s laten zien waarbij ze zichzelf aankijken. Dan is er hetzelfde resultaat. Ergens is het wel logisch dat oogcontact dit doet. Je wordt letterlijk ‘gezien’. We zijn sociale wezens en oogcontact is een cue om communicatie aan te gaan. Het gaat er vaak aan vooraf.” Het opvallende is: de onderzoekers zagen dit effect niet bij adolescenten met de diagnose depressie of dysthymie. Mirjam Wever: “Zij rapporteerden überhaupt al een lagere stemming. Hun stemming werd dus niet verbeterd door het maken van oogcontact, ook niet met iemand die ze heel goed kennen zoals hun ouders.” Het is niet zo dat jongeren met depressie oogcontact vermijden, zo blijkt uit een eye-trackingtest die de onderzoekers ook hebben gedaan. “Het lijkt erop dat het effect minder goed binnenkomt”, interpreteert Wever. Uit de literatuur weten we dat positieve signalen minder binnenkomen bij iemand met depressie.” De bevindingen sluiten ook aan bij ander RE-PAIR onderzoek waarin is gevonden dat depressieve jongeren het lastig vinden om te profiteren van complimenten van hun ouders.
Situaties inbeelden
Adolescentie gaat gepaard met grote veranderingen en uitdagingen op sociaal gebied. Het is ook een proces van losmaken van de ouders. De jongeren beleven steeds meer buitenshuis, waar ouders niet meer direct bij zijn betrokken. Ouders horen belangrijke ervaringen nu vaak uit tweede hand, als het kind thuiskomt met een verhaal. Ze moeten zich inbeelden in de situatie. Maar er is ook heel weinig bekend over hoe het brein van ouders reageert op het inbeelden van onprettige situaties van hun eigen kind, legt Wever uit. Daarom lieten de onderzoekers ouders in de scanner zich sociaal en fysiek onprettige situaties voorstellen, bijvoorbeeld dat hun kind wordt buitengesloten op school of een hersenschudding oploopt bij een val. Op de MRI’s lichtte dan het cognitieve empathische netwerk in de hersenen op en niet zozeer het affectieve empathische netwerk. De ouders vonden overigens het ingebeelde fysieke ongemak onprettiger dan het ingebeelde sociale ongemak.
Oogcontact en empathie
Tenslotte onderzocht Mirjam Wever ook in hoeverre oogcontact bijdraagt aan de empathische accuraatheid van ouders. In hoeverre zijn ze in staat om mee te voelen met de emoties van onbekende anderen. Proefpersonen kregen video’s te zien van onbekenden die positieve of negatieve herinneringen vertelden. Met eye-tracking werd gekeken of ze daarbij oogcontact maakten. Ouders die meer oogcontact maakten, voelden meer mee met de persoon op de video en kon zich beter in zijn of haar perspectief verplaatsen. In die zin is oogcontact ook een communicatiemiddel. In haar proefschrift vergelijkt Mirjam Wever het met de sociale ‘grooming’ die we ook terugzien bij mensapen, die oogcontact inzetten om onderling vertrouwen te versterken.
Samen Sterk
De onderzoeken die ze deed waren ‘basaal’ en soms ‘experimenteel van aard’, schrijft de promovenda in haar proefschrift. Mirjam Wever: “Tegelijkertijd maakten ze vaak iets los in de gezinsdynamiek. Er ontstond openheid over hoe ouders en kinderen naar elkaar kijken. En door het bijhouden van een dagboek gingen gezinsleden patronen ontdekken. Soms vroegen we ons af of ons onderzoek op zichzelf niet al een kleine interventie was.” De uitkomsten kunnen dan ook implicaties hebben voor de klinische praktijk in de ggz. Mirjam Wever: “Ons onderzoek gaat over ouder-kind-dynamiek, maar ik wil nog eens benadrukken dat het niet is gebaseerd op de gedachte dat als een kind psychische klachten heeft er iets is misgegaan in de opvoeding. Integendeel: het gezin kan juist een steunpunt zijn voor jongeren met depressie of dysthymie. Soms hebben ouders concrete tips en handvatten nodig om te weten hoe ze hun kind kunnen bijstaan. Vanuit dat idee is het initiatief Samen Sterk gestart.” Samen Sterk is een groepscursus voor ouders, ontwikkeld binnen GGZ Rivierduinen , in samenwerking met de Universiteit Leiden –door onderzoekers, opvoedingsdeskundigen, behandelaars en met veel input van ouders zelfals ervaringsdeskundigen. “Ouders leren bijvoorbeeld om aandacht te besteden aan dingen die goed gaan”, zegt Mirjam Wever. “Maar ook dat het belangrijk is om niet te vergeten om goed voor zichzelf te blijven zorgen.” Ook het voorkomen en doorbreken van een negatieve spiraal komt aan bod. Altijd in contact blijven, is daarbij de crux. Mirjam Wever: “Dus als je als ouder tien keer ‘nee’ krijgt als je voorstelt om samen iets te ondernemen, vraag het dan toch ook een elfde keer.”
De Samen Sterk-methode voorziet in een grote behoefte, zo ziet Mirjam Wever. “We gaan dit nu ook uitbreiden naar ouders van jongeren of adolescenten met andere psychische stoornissen dan alleen depressie en dysthymie.”
Vervolgonderzoek
Het promotieonderzoek van Mirjam Wever, en de andere RE-PAIR-studies, bieden ook veel aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Voor I See You heeft de onderzoekster al gekeken naar de invloed van emotionele mishandeling in de kindertijd van ouders als ze naar zichzelf kijken. “Nu wil ik ook kijken of een verleden van emotionele mishandeling van invloed is op hoe adolescenten zichzelf en leeftijdgenoten zien”, zegt Wever. “Daarnaast willen we onderzoeken of de mate waarin ouders zich zorgen maken over hun kind van invloed is op hoe gestrest ze worden als er iets met hun kind gebeurt. Dat is weer dat stukje empathie dat ik heb belicht in mijn proefschrift.” Maar dat was alleen in de groep ouders met een kind zonder psychische klachten. Mirjam Wever vult aan: “Ik noem dat nooit de ‘gezonde controlegroep’, want die groep is net zo interessant en net zo divers als de groep jongeren met een diagnose. Het is ook zeker niet zo dat jongeren zonder diagnose nooit somber zijn. Daar zit echt een grote spreiding in. Dat speelt zeker bij adolescenten.”
Mirjam Wever doet bij de afdeling Klinische Psychologie inmiddels ook onderzoek buiten de RE-PAIR-paraplu. Na haar promotie is ze gestart met een studie naar de rol van vrouwelijke geslachtshormonen op neurocognitief functioneren en stemmingsklachten van meisjes tijdens de puberteit. “We zien vaak dat er tijdens de puberteit een stijging is in somberheidsklachten en angstklachten. Dat zou in verband kunnen staan met het stijgen van het vrouwelijk geslachtshormoon estradiol. We gaan meisjes voor een aantal jaar volgen vanaf het moment dat ze nog niet ongesteld zijn om te kijken of dat zo is.”
Lees ook andere artikelen over depressie
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.