Een pleidooi voor het inzetten van de geloofsgemeenschap bij behandeling van suïcidaliteit
Het hebben van een steunend sociaal netwerk en een religieuze overtuiging worden in de literatuur vaak beschreven als beschermende factoren bij suïcidaliteit (5). In een geloofsgemeenschap komen die twee bij elkaar en daarmee kan deze dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan de professionele behandeling van suïcidaliteit. Dit vraagt echter wel om een uitgebalanceerde samenwerking tussen cliënt, professionals uit de GGz en geestelijk verzorgers. Daarbij zijn wederzijdse toerusting en afstemming van verwachtingen belangrijke aspecten.
Suïcidaliteit is een veel voorkomend probleem in de GGz. In Nederland neemt het totale aantal suïcides de laatste jaren, ondanks intensieve preventie campagnes, toe. Dit aantal is gestegen van 1.353 in 2007 naar 1.893 in 2016; gemiddeld vijf mensen per dag (bron: CBS).
Ongeveer de helft van het aantal inwoners in Nederland geeft aan gelovig te zijn. Daarbij benoemt iets minder dan 15 procent actief religieus betrokken te zijn (bron: CBS), wat impliceert dat een groot aantal van de suïcidale cliënten die wij in ons werk ontmoeten gelovige is.
Een geloofsgemeenschap kan gezien worden als een belangrijke bron van geestelijke, emotionele en praktische steun. Daarmee maakt ze een wezenlijk onderdeel uit van het sociale netwerk van de cliënt en is daarmee een beschermende factor. De literatuur bevestigt dat de aanwezigheid van een geloofsovertuiging bij de cliënt, in welke mate dan ook, een belangrijke beschermende factor vormt bij suïcidaliteit 1,5).
Op grond van deze twee gegevens mag het als zinvol worden verondersteld de om de geloofsovertuiging en de geloofsgemeenschap van de cliënt actief bij de behandeling te betrekken. Dat geldt natuurlijk ook in het algemeen, maar zeker in het geval van suïcidaliteit. Dit vraagt om visie en inzet van beide kanten!
Kwetsbaarheid, Omstandigheden en Beschermende factoren
Er zijn factoren die mensen kwetsbaarder maken en die het risico op het ontwikkelen van suïcidaal gedrag verhogen. Bekende factoren zijn genetische aanleg, persoonlijkheid, opvoeding, of eerdere ervaringen met suïcidaal gedrag. Maar ook life events en moeilijke omstandigheden kunnen de neiging tot suïcidaal gedrag vergroten. Denk maar aan het verlies van een dierbare of van werk, het lijden aan een invaliderende aandoening, het recent vóórkomen van suïcide in de familie of vriendenkring, armoede, alleenstaand zijn en/of het ontbreken van sociale steun. Misbruik van drank- en drugs zijn daarbij extra complicerende- en risico verhogende factoren!
Recente verlieservaringen en andere ingrijpende gebeurtenissen leiden, in combinatie met een aanwezige kwetsbaarheid, vaak tot wanhoop gevoelens. De persoon krijgt dan het gevoel volledig klem te zitten en voelt zich als het ware een gevangene in zijn eigen situatie. Gevoelens van verslagenheid, verlies en wanhoop gaan dan overheersen waardoor men geen uitweg meer ziet (2). Suïcide kan dan ook gezien worden als een resultaat van mislukte zingeving en het gebrek aan perspectief en hoop (5).
Aan de andere kant zijn er de beschermende factoren; die geven hoop en verminderen de kans op suïcidaal gedrag. Voorbeelden hiervan zijn: persoonlijke veerkracht, weerbaarheid, een goede behandelrelatie en een steunend sociaal netwerk. Maar ook religieuze overtuiging(en) en het dragen van verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld voor kinderen of ouders (2,4).
Religie als beschermende factor
Uit internationaal onderzoek is gebleken dat religieuze betrokkenheid een beschermende factor vormt bij suïcidaliteit. Uit ander onderzoek naar de rol van religie blijkt dat deze ook in het algemeen een beschermende rol speelt bij psychisch lijden (6,7). Dit staat ook in de Multidisciplinaire Richtlijn Suïcidaliteit (3).
Over hoe dit effect precies tot stand komt is nog weinig bekend, maar religie wordt vaak geassocieerd met sociale samenhang. Mogelijk spelen sociale inbedding en morele en ethische bezwaren tegen suïcide, die vaak in geloofsgemeenschappen aanwezig zijn, een rol. Ook blijken religieuze overtuigingen houvast te bieden bij zingevingsvragen, die vaak ontstaan als gevolg van lijdensdruk (5).
In een onderzoek bij depressieve stoornissen (8), vanuit het Kennisinstituut christelijke ggz (KICG), zijn 155 patiënten onderzocht op de samenhang van de depressieve stoornis, ernst van de suïcidaliteit en geloof. Evenals in elders uitgevoerde studies op dit gebied, werd ontdekt dat sociale binding samengaat met minder suïcidaliteit. Een nieuwe bevinding was dat er, bij de gelovige cliënten, een samenhang bestaat tussen de aard van het godsbeeld en de ernst van de suïcidaliteit. Daarnaast werd er geconcludeerd dat de mate van overtuiging dat God suïcide verbiedt (morele bezwaren), sterk samenhangt met de ernst van de suïcidaliteit en ook met suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis.
Pleidooi om de geloofsgemeenschap te betrekken bij behandeling van gelovige suïcidale cliënten
In de behandeling en preventie van suïcidaliteit zijn er twee belangrijke aandachtspunten: namelijk contact maken en samenwerking met naasten. Suïcidale personen zoeken veel eerder en vaker steun bij hun ouders, partners, (volwassen) kinderen en vrienden dan bij professionals. Een steunend sociaal netwerk en religieuze overtuiging zijn beschermende factoren die wellicht binnen de geloofsgemeenschap vergroot kunnen worden. Suïcidale cliënten zijn in hun geloofsgemeenschap leden waar deze gemeenschap gezamenlijk zorg voor draagt 5). Voor een gemeentelid dat gevoelens van wanhoop of uitzichtloosheid, of zelfs suïcidale gedachten, ervaart, kan een geestelijk verzorger en de gemeenschap veel betekenen: in contact blijven, tijdig doorverwijzen naar professionele hulpverlening, een (dreigende) crisis signaleren en opnieuw contact (laten) opnemen met de hulpverlener, en het gesprek voeren over God en geloof in relatie tot de problematiek.
Aan de geestelijk verzorger en de geloofsgemeenschap kan gevraagd worden om zorg te dragen voor een goede inbedding binnen de gemeenschap. Gerichte inzet van gemeenteleden, bijvoorbeeld vrijwilligers die op bezoek gaan of mensen ophalen voor geloofsactiviteiten, kan hierbij behulpzaam zijn. Zoals eerder geconcludeerd kan het Godsbeeld dat een gelovige heeft de ernst van de suïcidaliteit beïnvloeden. Voor de geestelijk begeleiding betekent dit dat de vraag naar de opvattingen over wie en wat God voor iemand is, essentieel zijn. Een goed gesprek hierover kan verlichting bieden.
Casus
(Met toestemming van betrokken cliënt, gemeenteleden en predikant | met gefingeerde naam)
Arie is een man van 55 die al vanaf zijn 26e levensjaar behandeling ontvangt vanuit verschillende GGz instellingen. Hij is wisselend tevreden en kan maar moeizaam compliance vinden en is ambivalent over de aangeboden (medicamenteuze) interventies.
Hij meldt zich nu aan met depressieve klachten, vermoedelijk in het kader van de al eerder bij hem gestelde bipolaire stoornis. Arie is niet alleen depressief, maar ook suïcidaal en het kost hem moeite om op te staan en voor zichzelf te zorgen. Hij verklaart zijn klachten zelf vanuit een religieus kader, waarbij hij zijn schuld- en schaamtegevoelens ervaart als zondig. Hij voelt zich te onwaardig om door God en zijn omgeving geliefd te zijn. Hij heeft het contact met zijn kerk en geloofsgenoten nagenoeg verloren, omdat hij niet meer wekelijkse naar de kerk gaat en al een aantal keren een huisbezoek van iemand uit de kerk heeft afgeslagen. Niet omdat hij dit gebaar niet op prijs stelde, maar omdat hij hen niet wilde belasten met zijn ellende en sores. Om diezelfde reden heeft hij, twee maanden geleden, zijn relatie beëindigd. Verder is er sprake van een uitzichtloze financiële situatie, waar hij zich erg druk om maakt en die hij niet overziet.
In het intakegesprek worden alle risicofactoren, kwetsbaarheden en beschermende factoren in kaart gebracht. Daarna wordt met Arie afgesproken dat zijn netwerk actief bij de behandeling betrokken wordt, dit uiteraard met zijn toestemming. Samen met de predikant van het kerkgenootschap waar hij deel van uitmaakt, werden zijn worsteling met zijn Godsbeeld en zijn neiging om zich daardoor terug te trekken uit het kerkelijk leven besproken. Nadat duidelijk was geworden hoe dit bij hem is ontstaan en werkt, werden er enkele gerichte psycho-pastorale interventies gedaan. Het was lastig voor Arie om open te zijn over zijn gevoelens en om de steun van zijn geloofsgenoten te aanvaarden. Na enige tijd werd duidelijk dat, naast behandeling in de reguliere GGz, dit hem hielp om in contact met de omgeving te blijven en om zijn suïcidale gedachten bespreekbaar te maken. Doordat hij nu weer nabijheid van anderen kon aanvaarden, kwamen belangrijke beschermende factoren weer meer beschikbaar, waardoor de suïcidaliteit verminderde en zijn (zelf)vertrouwen groeide.
Deze samenwerking (afstemming) tussen de GGz en zijn (kerkelijk) netwerk werd door hem erg gewaardeerd en effectief ingezet. In een gezamenlijk signaleringsplan werden de acties beschreven die het netwerk kan, mag en wellicht moet ondernemen bij terugkeer van de depressieve klachten en suïcidaliteit.
Conclusie
Wetenschappelijk onderzoek, maar ook de praktijk, heeft aangetoond dat religieuze levensovertuiging en betrokkenheid bij een geloofsgemeenschap een beschermende factor kunnen zijn bij suïcidaliteit. Het is goed om daar kennis van te hebben en er op een gepaste wijze gebruik van te maken bij de behandeling van gelovige suïcidale cliënten. Dat vraagt wel om een wederzijdse bereidheid om samen te werken en om kennis en ervaring uit te wisselen. Dit laatste overigens met het respecteren van elkaars professionele competenties.
Handreikingen
* Vraag al bij de (reguliere) intake naar de levensovertuiging van cliënt.
* Biedt - indien gewenst door de cliënt – ruimte om levensbeschouwelijke aspecten in te brengen in de behandeling.
* Biedt aan om, als de eigen levensovertuiging niet aansluit bij die van de cliënt, of wanneer de mate van inbreng het professionele statuut overstijgt, een eigen geestelijk verzorger van de cliënt bij de reguliere behandeling te betrekken.
* Betrek in geval van suïcidale crisis ook capabele personen uit het religieuze netwerk van de cliënt.
* Investeer in het onderhouden van contacten met geestelijk verzorgers en betrek hen wederzijds bij deskundigheidsbevordering.
Het betrekken van de levensovertuiging van cliënt in de behandeling is in feite niets anders dan het oprecht interesse tonen voor de belevingswereld van je cliënt. Daarbij gericht luisterend naar waar je je behandeling kunt laten aansluiten bij deze belevingswereld en waar onderdelen en aspecten uit deze belevingswereld ondersteunend kunnen zijn aan het doel van je behandeling.
Carla Aantjes is verpleegkundig Specialist bij de Hoop GGz en betrokken bij het Kennis Instituut Christelijke Ggz (KICG)
Hans Landman is Senior Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige bij de Hoop GGz
Literatuur
1) Brink van den B, Velde, van der N en Jongkind, M (2016) Geloof & suïcidaliteit: op stap naar synergie tussen onderzoek en klinische praktijk. Psyche & Geloof 27, nr. 1, pag. 60-62
2) Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag geraadpleegd op 28/8/2018 via https://www.ggzstandaarden.nl/generieke-modules/diagnostiek-en-behandeling-van-suicidaal-gedrag/diagnostiek-en-behandeling-van-suicidaal-gedrag
3) Hemert, A.M. van, Kerkhof, A.J.F.M., Keijser, J. de, Verwey, B., Boven, C. van, Hummelen, J.W., Glind, G. van de. (2012). Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: De Tijdstroom.
4) Huisman A., Kerkhof A. (2010) 4 Richtlijnen voor de behandeling van suïcidale patiënten. In: Kerkhof A., van Luyn J. (eds) Suïcidepreventie in de praktijk. Bohn Stafleu van Loghum, Houten
5) Jongkind, M, Brink van de B & Schaap, H Suïcidaliteit, geloof & kerk: wat kunt u doen? Geraadpleegd op 28/8/2018 via https://www.kicg.nl/suicidaliteit-geloof-kerk-2/
6) Kleiman, E. M., & Liu, R. T. (2014). Prospective prediction of suicide in a nationally representative sample: religious service attendance as a protective factor. The British Journal of Psychiatry: The Journal of Mental Science, 204, 262–266.
7) Koenig, H.G., King, D.E., & Carson, V.B. (2012). Handbook of Religion and Health. Oxford: Oxford University Press
8) Vliet, van N.K, Schaap-Jonker, H, Jongkind, M, Velde van der N, Brink, van der B, Braam, A.W (2018) De relatie tussen godsrepresentaties en suïcidaliteit bij christelijke patiënten met een depressieve stoornis. Tijdschrift voor Psychiatrie 8, 511-520