De wachtlijst is van alle tijden
Op de wachtlijst voor je hulp krijgt voor je psychische problemen. Er wordt steeds vaker over geschreven en het lijkt een steeds groter probleem. Is het iets van de huidige tijd? Hebben we steeds meer problemen? Komt het door de bezuinigingen in de GGZ?
Om maar met de deur in huis te vallen, wachten op hulp is ellendig als je het hard nodig hebt, maar het is zeker niet typerend voor deze tijd. Terugbladerend vinden we in de kranten van 1951 al berichten over plaatsgebrek. Bijvoorbeeld in Huize Assisië in Udenhout, waar maar liefst 1.000 mensen op dat moment wachten op een opnameplek. Twee jaar later meldt het Parool een groot tekort aan ziekenhuisbedden in Friesland, vooral op de afdelingen voor TBC, zuigelingen, neurologie en … jawel, psychiatrie. Het zijn andere tijden, termen als zwakzinnigen, imbecielen en psychiatrische patiënten worden zonder schroom door elkaar gebruikt. Dus helemaal vergelijkbaar is het niet, maar overeenkomsten zijn er wel degelijk.
In het buitenland is het in die jaren niet veel anders: uit de Verenigde Staten komen berichten dat daar te weinig psychiaters en verpleegkundigen zijn om de miljoen psychiatrische patiënten te helpen die opgenomen zijn. ‘Elke instelling is stampvol en heeft daarnaast eindeloze wachtlijsten’, schrijft het Dagblad van het Noorden.
Dergelijke berichten komen uit meerdere landen. Het lijkt een internationaal probleem, dat al meer dan een halve eeuw speelt.
Fin de siècle
Minder lang geleden en dichter bij huis: wie aan het eind van de vorige eeuw aanklopt bij de Riagg, is ook niet meteen aan de beurt. Drie maanden wachten (gemiddeld!) is geen uitzondering. Jongeren nog een maand langer. Per Riagg kan de wachttijd enorm variëren, van 55 tot 125 dagen. Opvallende observatie in een onderzoek van het Trimbos uit die tijd: als de gemiddelde leeftijd van de hulpverleners een jaar stijgt, wordt de wachttijd bijna 8 dagen korter.
De totale wachtlijst doet in die tijd nauwelijks onder voor de cijfers van vandaag: volgens hetzelfde onderzoek staan voor de Riagg’s in totaal maar liefst 70.000 personen te wachten tot ze aan de beurt zijn. Ook vinden de onderzoekers dat de wachttijden in de periode 1990-1998 zijn opgelopen. Was dat in 1990 nog negen weken, in 1998 was dat veertien weken. Gemiddeld uiteraard, hoe groot de spreiding in die jaren is, is niet te achterhalen.
Anders dan tegenwoordig het geval is, moeten mensen met ernstige problemen in die tijd even lang wachten als de ‘lichtere’ gevallen. Aanwijzingen dat de problemen toenemen tijdens het wachten op behandeling kunnen de onderzoekers niet vinden. Dat vinden ze wel als het om kinderen gaat, dan heeft het wachten gevolgen voor het functioneren van het gezin.
De Treeknorm
Minister Els Borst schrijft in 1998 aan de Kamer: “Bij het ontstaan van de Riagg, begin jaren tachtig, zijn normen vastgelegd voor de wachttijd. (…) De normwachttijden (de totale maximale wachttijd. Red.) is maximaal 4 maanden, voor psychotherapie 9 maanden. Inmiddels is het zo dat de Riagg’s in toenemende mate alleen ernstige psychische en psychiatrische problematiek in behandeling nemen. De wachttijden staan daardoor niet meer in verhouding tot de ernst van de problematiek.”
De Minister had al vijf miljoen gulden (!) beschikbaar gesteld om de ergste wachtlijsten bij de Riagg’s op te lossen. Ze doet daar in 1998 nog een keer 11,5 miljoen gulden bovenop en in 1999 nog eens 30 miljoen. Eén van de voorwaarden (let u even op): om dat extra geld te krijgen dient de ontvangende Riagg een betrouwbare wachtlijstregistratie bij te houden. Dat thema is het afgelopen jaar -2017-regelmatig teruggekomen. Ook aan het einde van de vorige eeuw was wachtlijstregistratie al een puntje van zorg.
De Minister kondigt ook aan dat ‘het veld’ aan nieuwe normen gaat werken voor aanvaardbare wachttijden. Daar kan een apart verhaal over worden geschreven (die normen waren er immers al), maar in het laatste jaar van de vorige eeuw worden door Zorgverzekeraars Nederland de Treeknormen geformuleerd, de maximaal maatschappelijk aanvaardbare wachttijden in de zorg. Voor geïnteresseerden: landgoed den Treek in Leusden was een plek waar brancheorganisaties zoals NVZ, VGN, ZN, de voorlopers van Actiz en GGZ Nederland samen overlegden. De Treeknormen zijn naar het landgoed genoemd.
Voor de GGZ is de Treeknorm vier weken tussen aanmelding en het eerste contact en maximaal veertien weken tot de behandeling aanvangt.
Een veelkoppig monster
De overheid en de zorgverzekeraars doen de jaren daarna veel moeite om de wachtlijsten terug te dringen. Behalve extra gelden, worden mensen ook ontmoedigd bij de GGZ aan te kloppen. Door eigen bijdragen vragen (bovenop het eigen risico), door GGZ niet op te nemen in het basispakket van de verzekering, door hele delen van de zorg over te hevelen naar de gemeenten. Het lijkt te werken, de wachtlijsten kort na de eeuwwisseling af, maar verdwijnen zeker niet helemaal.
Vanaf de eeuwwisseling vinden een aantal ontwikkelingen plaats, die de wachtlijsten onbedoeld laten groeien en die het bijzonder lastig maken de problemen aan te pakken. Lees daarover het andere artikel in dit magazine: ‘Een veelkoppig monster.’