Interview met Elnathan Prinsen, kersverse voorzitter van de NVvP
Michael P., Thijs H., de metromoord in Amsterdam en de problematiek rond verwarde personen. De media berichten er uitvoering over en in het maatschappelijk debat wordt gewezen naar de geestelijke gezondheidszorg die ver beneden de maat zou zijn. “Die onrust was voor mij directe aanleiding om te solliciteren”, zegt Elnathan Prinsen, sinds april de nieuwe voorzitter van de NVvP. “Ik neem hier krachtig stelling tegen: de psychiatrische zorg in Nederland is beter dan in verreweg de meeste andere landen.”
Elnathan Prinsen werkt als psychiater in een crisisdienst-team in Deventer en is manager zorg van de divisie spoedeisende GGZ bij Dimence. “Door mijn werk in de acute psychiatrie zie ik in de praktijk de problematiek, waartegen wij aanlopen. Ik denk dat ik met deze ervaring daadwerkelijk iets kan toevoegen aan het debat”, licht hij zijn keuze voor zijn nieuwe positie verder toe. “Het voorzitterschap van de NVvP is een mooi podium om de meerwaarde van ons vak onder de aandacht te brengen.”
Met de benoeming van Prinsen breekt de ledenraad van de beroepsvereniging met het verleden door te kiezen voor een psychiater zonder hoogleraarstitel. “In de vacaturetekst stond ‘bij voorkeur een hoogleraar’, dus ik zag geen belemmering om te solliciteren”, klinkt het laconiek, om te vervolgen: “Zo boeiend vind ik deze discussie overigens niet, met 5% is het aantal psychiaters dat in de academie werkt beperkt en meerdere andere wetenschappelijke beroepsverenigingen hebben niet per se een hoogleraar als voorzitter. Ik denk dat ik eerder een lans breek door mijn leeftijd. Ik ben de jongste voorzitter tot nu toe. Daar krijg ik meer opmerkingen over.”
Vertrouwen in kennis en kunde
In het interview dat ggztotaal.nl vier jaar geleden publiceerde met Damiaan Denys, psychiater, filosoof en destijds voorzitter van de NVvP, gaf deze aan grote zorgen te hebben over de toenemende administratieve lasten binnen de ggz. Volgens zijn opvolger is op dit vlak vooruitgang geboekt. “Werkgroepen houden zich hiermee bezig en vorige week is nog het rapport van de Raad van de Gezondheidszorg ‘Blijk van vertrouwen’ verschenen, waarin de raad ook stelt dat het niet nodig is om alles dicht te timmeren met controle-instrumenten. Het rapport is een warm pleidooi voor meer vertrouwen in de kennis en kunde van hulpverleners.”
En die kennis is groot in Nederland. Sterker nog: ons land is wereldwijd een koploper in psychiatrische zorg, benadrukt Prinsen. “In vergelijking met andere landen hebben wij nog steeds veel bedden en daarbij is de kwaliteit en kwantiteit van onze ambulante zorg beter dan gemiddeld. Wij zijn al bijna een eeuw bezig met het verplaatsen van ziekenhuiszorg dichter naar de patiënt toe, waar anderen hier net mee beginnen”, onderbouwt hij zijn stellingname.
Intensive Home Treatment (IHT), waardoor opnames vaak kunnen worden voorkomen, is een mooi voorbeeld, is zijn vervolg. ”Bij een opname lopen mensen altijd schade op. Onderzoek toont aan dat mensen sneller herstellen als zij thuis intensief behandeld worden. Cliënten geven zelf ook de voorkeur aan deze vorm van zorg.”
Beeldvorming
Prinsen bestrijdt met verve het idee dat er een relatie zou bestaan tussen ambulantisering en de recente incidenten met bijvoorbeeld Michael P. of Thijs H. “In mijn optiek heeft dit niet veel met elkaar te maken. We weten dat psychische stoornissen heel goed ambulant te behandelen zijn en dat dit niet leidt tot meer incidenten.”
Het steekt de voorzitter overduidelijk dat feiten en fictie steeds vaker naast elkaar kunnen bestaan in het maatschappelijk debat met als gevolg - in zijn ogen - onterechte kritiek op het psychiatrisch metier. Later in het gesprek komt hij er nog een keer op terug en stelt nadrukkelijk: “Die relatie bestaat niet! In het geval van Michael P., bijvoorbeeld, was er sprake van een strafrechtelijke maatregel, waarvan het einde vast stond. Deze zaak is natuurlijk afschuwelijk en daar zijn ook zeker dingen fout gegaan. Toch blijkt uit onderzoek keer op keer dat forensisch psychiatrische zorg leidt tot minder recidive, zeker als je het vergelijkt met delinquenten die wel straf, maar deze zorg niet ontvangen. We doen het gewoon heel goed! Alleen durft niemand dat te zeggen.”
Om zijn stelling te onderstrepen verwijst Prinsen naar gegevens van het CBS, waaruit blijkt dat overlast en agressie in de wijken al langere tijd afneemt evenals het aantal meldingen naar crisisdiensten. Verder laat ook onderzoek van onder meer het Trimbos instituut zien dat er geen relatie is tussen veranderingen in de ggz en het aantal zogenoemde verwarde personen. Prinsen: “De beeldvorming in de samenleving is misschien anders, maar objectieve bronnen ondersteunen die niet. Ik weet dat de politie klaagt over het aantal verwarde mensen op straat, maar ook hier klopt de associatie niet. Van alle mensen, over wie een zogenoemde E33-melding wordt gemaakt, heeft maar een heel klein percentage een psychische stoornis. Psychische problematiek is meestal niet de oorzaak van gevoelde overlast.”
Oproep
Daarbij werkt de politiek niet echt mee aan het creëren van een goed beeld in de samenleving over de psychische zorg, meent de voorzitter die in de afgelopen jaren ruime ervaring heeft opgedaan met het positioneren van de psychiatrie in het politieke speelveld als voorzitter van de Commissie Wet- en Regelgeving van de NVvP en in de VWS-taskforce ’de juiste zorg op de juiste plek’. Politici reageren volgens Prinsen vaak alleen op incidenten en kijken te weinig naar de objectieve cijfers. “Ik begrijp dat de politiek moet reageren op de daden waarvan bijvoorbeeld Thijs H. verdacht wordt, maar de nuance verdwijnt en dat werkt averechts. Als ik een oproep aan politici mag doen, zou ik hen vragen om hulpverleners positief te bekrachtigen. Daar is alle reden voor.”
Kinder- en jeugdpsychiatrie
Hoewel Prinsen dus best tevreden is over de staat van de ggz in Nederland, is hij niet wereldvreemd en ziet hij wel degelijk een aantal ontwikkelingen waar het knelt. “Vanzelfsprekend moeten we continu verbeteren en ernaar streven het goed te doen, alleen wel vanuit een positieve insteek”, licht hij toe. Een belangrijk knelpunt dat volgens hem het hoofd moet worden geboden, is de problematiek rond de kinder- en jeugdpsychiatrie. “Deze zorg is in 2015 de verantwoordelijkheid geworden van de gemeenten en dat heeft veel negatieve gevolgen gehad. Hieruit moeten we lessen trekken en bepalen of dit de route is die we moeten gaan”, stelt de kersverse voorzitter. “Wij vinden in ieder geval van niet, en zien het liefst alle specialistische gezondheidzorg in één stelsel. Waarschijnlijk is dat niet meer haalbaar, maar daarom moeten we nu wel nadenken over de vraag hoe we de jeugdzorg goed gaan borgen. Veel specialistische psychiatrische zorg is bovenregionaal georganiseerd. Dat is verstandig en doelmatig, het mag alleen niet als gevolg hebben dat een kind uit Brabant niet de juiste zorg krijgt, omdat de geschikte instelling toevallig in Amsterdam is gevestigd.”
Door het lokale zorginkoopbeleid van gemeenten is dat nu soms wel het geval, vervolgt Prinsen, terwijl de NVvP hiervoor van meet af aan heeft gewaarschuwd. “Het was en is een slecht plan. Daar hebben we keer op keer op gehamerd en een consistente lijn in gevoerd.”
Pillendokter
Intern signaleert Prinsen het ervaren tekort aan psychiaters in de grote ggz-instellingen als een serieus probleem. De achterliggende oorzaak ligt volgens hem in de trend dat psychiaters te weinig ruimte krijgen om in de breedte hun vak uit te oefenen. “De psychiater is van oudsher een netwerkgeneeskundige die verschillende disciplines met elkaar verbindt. Dat is in tegenspraak met het beleid van veel instellingen, waarin de psychiater de beperkte rol als ‘pillendokter’ krijgt toebedeeld”, legt hij in zijn betoog de vinger op de zere plek.
Om psychiatrische expertise te borgen is het volgens de NVvP-voorzitter noodzakelijk dat de psychiater altijd bij de diagnostiek en het opstellen van het behandelplan is betrokken in de specialistische ggz. “Nu gebeurt dat niet altijd en begint men de behandeling met lager opgeleide hulpverleners om daarna op te schalen.” Een handelswijze die, volgens hem, negatief uitpakt voor de patiënt. “Ik kom mensen tegen die al jaren in een behandeltraject zitten dat sneller had kunnen verlopen als ze tijdig door een psychiater waren gezien. Het psychiatrisch werkveld is complex en omvat verschillende gebieden, zowel somatisch als psychisch als sociaal. Een psychiater is opgeleid om breed te kijken en het is onterecht om zijn rol te reduceren tot het voorschrijven van ingewikkelde medicatie of gedwongen zorg. In mijn voorzitterschap zal ik er dan ook alles aan doen om deze trend te keren.”