Met stomheid geslagen.
Ik was heel blij toen ik de uitnodiging kreeg, voor de september editie van dit magazine een stukje te schrijven. Het was hele uitdaging voor mij, en een kans om dat te doen wat ik al zo lang wilde. Mezelf uitdrukken, schrijven over wat me ‘bezielt ‘ en dat naar buiten brengen.
Heel lang heb ik geprobeerd om me staande te houden door zo goed mogelijk te verbergen dat ik eigenlijk verdrietig, eenzaam en angstig was. Ik heb bijna tien jaar als studiebegeleidster op een middelbare school in Arnhem gewerkt; wist vaak niet goed hoe ik buiten het bezig zijn met (merendeel autistische leerlingen) me in de sociale context van docenten en OOP (onderwijs ondersteunend personeel) moest gedragen, contact moest leggen. Bij de leerlingen kon ik mezelf zijn, buiten die setting ternauwernood. Na mijn pensioen viel ik behoorlijk in een gat: ik zat tegen een burn-out aan, was doodmoe van het werk dat ik met volle overtuiging en inzet gedaan had, maar miste het tegelijkertijd.
Ik heb mezelf onderworpen aan een psychologische test, en sinds duidelijk is dat ik door traumatische ervaringen in mijn jeugd kenmerken van PTSS heb, kan ik dat telkens beter kenbaar maken, al naar gelang dat voor een situatie passend is. Dat helpt. Ik leer telkens meer om even aan te geven, dat ik bang ben, verdrietig, of gewoon niet goed in mijn vel zit, waarna ik meestal weer veel beter contact maak. En vandaaruit kan ik af en toe voor dit magazine schrijven.
Ik wilde in dit stukje vooral schrijven over de positieve kracht van het woord, van het spreken, van het jezelf kenbaar maken: hoe bevrijdend het kan zijn als een vriendin, die je na een aantal maanden weer spreekt, tegen je zegt: ik ben blij je te zien, maar ik voel me verdrietig, ik kan jouw verhalen op dit moment niet goed aanhoren, ik moet eerst even kwijt wat me dwarszit. Dan is er contact en kun je samen een weg vinden.
Ik was van plan te schrijven hoe goed ik me voelde op een dag: ik had me aangemeld bij een koor, maar ik kon me er niet goed in voegen, voelde me niet op mijn gemak. Na een keer met tranen ‘afgetaaid’ te zijn, heb ik de volgende keer het woord gevraagd. En verteld, dat ik zo in elkaar zit, dat ik soms moet huilen, of omdat ik het lied niet goed kan meezingen (ik heb een hele lage alt), of door de muziek zelf. Ik heb gezegd dat niemand dan iets hoeft te doen, dat het gewoon weer over gaat. Daarna heb ik die dag afwisselend tenor, bas en alt gezongen en het heel gezellig gehad met de 2 mannelijke koorleden. Eén van hen zei: wat heb jij een mooie bas! Dat was wel een heel bijzonder compliment. Daarna voelde ik me opgeruimd, vrij, en ook trots dat ik dit zo gedurfd had. De keren erna heb ik nergens meer last van gehad, en heb ik met plezier lekker laag meegezongen.
Dat wilde ik schrijven en heb ik bij deze dus ook gedaan.
Maar onlangs heeft een woord me met evenveel kracht onderuit gehaald. Een zeer dierbaar mens heeft me met één beschuldigend woord finaal van de sokken geblazen. En dat zelfs in de media naar buiten gebracht.
Nu weet ik hoe het voelt om met stomheid geslagen te zijn, hoe het is om ergens geen woorden voor te hebben. Ik kan alleen maar zwijgen, ik roep niet: ‘hoe haal je het in je hoofd.’ Ik kom niet met tegenwerpingen, ga niet mijn gelijk halen, omdat dat allemaal averechts werkt en dat vreselijke verwijt alleen maar meer substantie krijgt. Het moet verteerd worden, ik moet het verteren, en het moet uitdoven. Het heeft me mijn nachtrust gekost, mijn zelfbeheersing om niet te roepen en te mailen… totdat ik kon besluiten de ander te laten weten: er is iets stuk gegaan in mij. Als jij vindt dat ik dit verwijt verdien, dan neem ik dat tot mij, tot ik het begrepen heb, en jou begrijp. Ik neem de tijd om weer te herstellen, en dan kijken we verder.
Ik het dit geschreven, op papier, en op de brievenbus gedaan.
Dit is een blad dat op internet verschijnt, en ik vind het reuze handig dat ik kan knippen en plakken totdat het geschrevene naar mijn zin is, maar nog steeds vind ik het een meerwaarde, om een kaart, een brief te schrijven als ik serieus en weloverwogen een ander iets wil laten weten. Of iemand iets goeds wil wensen.
Moraal van dit verhaal? Die is er niet. Ik vind het bijzonder dat we woorden hebben om ons uit te drukken en tegelijkertijd vreselijk hoe er in de sociale media misbruik van wordt gemaakt. Maar woorden kunnen vrij maken. Daar wil ik ze voor gebruiken. En zwijgen als dat nodig is.