Terrence Weijnschenk
Ooit raakte ik verliefd. Op een vrouw. Een lieve vrouw. Een buurvrouw. Zij raakte in een psychose. Ik kon niet meer voor haar zorgen. Werd onder druk gezet om ons toen nog ongeboren kind af te staan. In eerste instantie om abortus te laten uitvoeren. Na een paar maanden daartegen knokken werd dat omgezet in ’afstaan ter adoptie’. Het knokken ging door. Zijn moeder slijt haar dagen in een instelling. Mij werd het uiteindelijk gegund in mijn eentje (maar niet zonder hulp! Want niemand kan alles in zijn eentje) onze zoon op te voeden. Dit is het resultaat:
Mijn zoon is mijn kleine jochie niet meer.
Hij is gaan wonen en studeren in Delft.
Samen spelen in het park, kamperen in de tuin.
Trots zijn met karate gewonnen beker omhoog houden.
Dat is verleden tijd.
Hij ontroerde mij toen hij mij zijn knuffel gaf:
’Hier papa, slaap jij maar met Kuiken.
Jij hebt ’m harder nodig dan ik.’
En toen hij zich op straat
over een dood vogeltje boog en fluisterde:
’Dag lief vogeltje, ik hou heel veel van jou!’
Hij lachte toen ik hem op zijn donder gaf
na een avondje stappen omdat hij vroeg, nuchter
en alleen thuis kwam.
Ik mocht voor hem zijn eerste scheermes kopen
en hem leren dat een kind prima zelf een lampje kan wisselen.
Maar dat het fijn is als papa het krukje vasthoudt.
Zelf leerde hij dat hard werken loont
en samen leerden wij dat pootje baden in geld leuk is
maar zwemmen in water leuker.
De beste dingen in het leven zijn gratis!
Het was mij een eer en genoegen hem te leren lopen.
Maar de juiste richting bepaalt hij zelf.
In mijn huis en hart zal er altijd plek voor hem zijn.
Maar mijn zoon is mijn kleine jochie niet meer.