Het Integraal Zorgakkord (IZA) is een feit. Alle betrokken partijen, de huisartsen uitgezonderd, hebben zich afgelopen weken aan het akkoord gecommitteerd. Dat schrijft Minister Kuipers (VWS) afgelopen vrijdag in een brief aan de Kamer. Volgens de Minister hebben de overige partijen aangegeven de inhoudelijke richting wel te ondersteunen.
MIND, dat eerder had laten weten het akkoord niet te ondertekenen, staat niet meer in de brief van de Minister als betrokken partij vermeld. Een woordvoerder van het Ministerie laat weten dat MIND ”in een eerder stadium al had aangegeven het IZA niet te ondertekenen vanwege inhoudelijke bezwaren. Vandaar dat MIND ook niet bij de verdere gesprekken aansloot.”
Het akkoord telt ruim 130 pagina’s, de term ’ggz’ komt nét geen 200 keer voor. Wat betekent het akkoord voor deze sector? We lichten er enkele punten uit.
Hier vind je de reacties van een aantal beroeps- en belangenverenigingen.
Het commissiedebat over het IZA is ingepland op 12 oktober 2022.
Gevolgen IZA voor de ggz
Met het centrale uitgangspunt van het akkoord, ‘passende zorg’, zullen weinig mensen het oneens zijn: waarde gedreven, komt samen met en rondom de patiënt tot stand, vindt plaats op de juiste plek en gaat over gezondheid in plaats van ziekte. Bovendien wordt passende zorg verleend in een prettige werkomgeving.
Over de financieën is meer discussie: minder groei in de tweedelijnszorg (Medisch-specialistische zorg en GGZ) en meer groei in de eerstelijnszorg, zoals de huisartsenzorg en de wijkverpleging.
Een belangrijke doelstelling van het Integraal Zorgakkoord voor de ggz is, dat eind 2026 de gemiddelde wachttijd voor iedere zorgvraagtypering (lees: patiëntgroep) 5 weken is, (één tot twee weken voor de intake en drie tot vier weken tot de start van de behandeling).
Samenwerking sociaal domein, huisartsenzorg en ggz
’Samenwerking’ is een regelmatig terugkerend begrip. Het akkoord stelt bijvoorbeeld dat in het sociaal domein een toename wordt ervaren van het aantal mensen met complexe problematiek dat geen of geen tijdige behandeling krijgt, terwijl de ggz zich nog te vaak direct richt op behandeling van psychische klachten, die voortkomen uit problemen op andere levensgebieden. In de praktijk is vaak moeilijk om snel de juiste expertise te organiseren. Vandaar dat een belangrijke doelstelling is: de samenwerking in de driehoek sociaal domein – huisarts/POH - ggz te verbeteren. Daarvoor is een groot aantal afspraken gemaakt. Een paar afspraken die er uit springen:
- Het versterken van het sociale domein en de sociale basis, onder andere door het ontwikkelen en implementeren een passende lokale of regionale werkwijze die zorg en welzijn verbindt voor mensen met psychische klachten in de komende 5 jaar. Bijvoorbeeld uitbreiding van bestaande interventies als Welzijn op Recept, Welzijn op consult, Wally, Regionale cliëntenorganisaties in de ggz.
- Over 5 jaar moet een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten bestaan, zoals herstel- en zelfregiecentra waar iedere inwoner toegang toe heeft, met name mensen met EPA, gerund door vrijwilligers en ervaringsdeskundigen, ondersteund door sociaalwerkers en in verbinding met ggz-professionals. Met een korte lijn naar de huisartsen. Gemeenten krijgen hier extra geld voor.
- In 2023 en 2024 wordt toegewerkt naar een zo uniform mogelijke (eventueel regionaal ingevulde) werkwijze, gericht op samenwerking tussen huisartsenzorg, ggz zorg en sociaal domein bij triage en samenwerking tijdens en na zorg- en ondersteuningstrajecten. AKWA ggz ondersteunt dit. Per 2025 wordt de binnen AKWA ontwikkelde (uniforme) werkwijze toegepast in alle regio’s. Daarbij is de ambitie dat de patiënt binnen 1-2 weken wordt gezien voor een verkennend gesprek. De huisarts blijft de verwijzer. Overigens is dat verkennend gesprek geen verplichting.
Het geld voor deze gesprekken komt uit de ggz en het sociaal domein, misschien in latere instantie óók vanuit de huisartsenzorg. Het eigen risico wordt alleen aangesproken als er verwijzing naar de ggz plaatsvindt.
- Per 2024 wordt het maximumaantal uren poh-ggz per normpraktijk met vier uur verhoogd.
- Er komt een vergoedingsmogelijkheid voor domeinoverstijgende activiteiten. Wenselijke ingangsdatum daarvoor is 1 januari 2024.
Kwaliteit en transparantie in de ggz
Er is een versnelling nodig in het transparant maken van kwaliteitsgegevens in de ggz. Er moet dan ook verder worden gewerkt aan het vergroten van de transparantie en het verschaffen van uitkomstinformatie. Die informatie is nodig voor het maken van keuzes voor passende zorg. Er zal een realistisch tijdpad worden uitgezet voor de doorontwikkeling van zorgvraagtypering en de ‘Consumer Quality Index’, waarbij rekening moet worden gehouden met randvoorwaarden als privacy en digitalisering. Deadline hiervoor is 1 januari 2025.
Regionale samenwerking
In iedere regio moet voldoende (zeer) complexe psychische zorg worden ingekocht en deze moet passend worden betaald. Dit begint, aldus het akkoord, met het goed in kaart brengen van de feitelijke situatie in een zogenaamd ‘regiobeeld’, op grond van dat regiobeeld wordt een ‘regioplan’ opgesteld. Naast het in kaart brengen van specifieke doelgroepen, moet het regioplan ook de specifieke problemen in kaart brengen en het borgen van voldoende specialistische (GGZ) zorg. Hulpmiddelen daarbij zijn het Zorgprestatiemodel (vanwege de eenheid en vereenvoudiging van de facturering), een domeinoverstijgende bekostiging en de Zorgvraagtypering (die nog wel doorontwikkeld moet worden).
Op grond van deze regiobeelden moeten Zorgverzekeraars en aanbieders bepalen welke zorg er in een regio ingekocht moet worden. Voor 1 januari 2023 moet er een breed gedragen definitie ontwikkeld zijn van het begrip cruciale zorg, met oog voor regionale verschillen, maar wel binnen landelijke kaders. Een aantal vormen van (ggz-) zorg moet daarin in ieder geval worden meegenomen, zoals diverse vormen van specialistische zorg en gedwongen zorg.
De uitkomsten van het regionale overleg (vastgelegd in het regiobeeld) worden door de zorgverzekeraars gevolgd in de individuele zorginkoop. Deze regiobeelden worden per regio vastgesteld door verzekeraars, aanbieders en gemeenten en landelijk bekend gemaakt.
Beroepsorganisaties en MIND worden in het vaststellen van deze zogeheten handreikingen betrokken.
Samenwerking in de acute zorg
Het voorkomen van acute zorg wordt een prioriteit. Dat betekent inzetten op goede voorlichting, preventie en vroegsignalering, advance care planning. Net als in overige delen van het Zorgakkoord betekent dat goede samenwerking tussen eerste lijn inclusief de wijkverpleging, ouderenzorg, GGZ, jeugdzorg en sociaal domein. Het moet onder andere leiden tot een afname van het percentage patiënten met GGZ-problematiek op de SEH.
Gezond leven en preventie
Voor preventieve taken blijft een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenten. Zij kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen of uitstellen dat mensen ziek worden, vereenzamen of mentale klachten ontwikkelen, en het beperken van de instroom in (duurdere) zorgvoorzieningen, waaronder de curatieve GGZ. Om deze beweging naar de voorkant kracht bij te zetten maken VWS en gemeenten afspraken in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) over gezondheidsdoelen en de inzet hierop.
Uiterlijk 1 januari 2025 is er een regionale netwerkstructuur waarin professionals uit de gemeentelijke domeinen en zorgprofessionals in de eerste, tweede en derde lijn samenwerken. Deze structuur sluit aan bij de in te richten regionale preventie-infrastructuur en kan ook wijkgericht worden uitgevoerd. Binnen deze netwerkstructuur worden mensen uit risicogroepen en patiënten op leefstijl geïdentificeerd en waar nodig toe geleid naar passende leefstijlinterventies en andere preventieve interventies, waaronder op het terrein van mentale gezondheid.
Dat vindt zoveel als mogelijk buiten de zorg plaats (eigen regie, initiatieven vanuit de patiënten-, cliënten- en naastenbeweging en/of gebruik maken van gemeentelijk aanbod). Als de preventieve (leefstijl)interventie (deels) binnen de zorg wordt aangeboden, vindt dit zo laagdrempelig mogelijk plaats: eerstelijn waar het kan, tweede en/of derdelijn waar het moet. De interventie wordt zoveel als mogelijk in de wijk van de patiënt aangeboden.
Zorgverzekeraars, gemeenten, eerste, tweede en derdelijnszorgaanbieders, inclusief ggz-aanbieders, patiënten-, cliënten- en naastenorganisaties, en andere relevante partijen, maken hierover gezamenlijk afspraken. Zij spreken daarbij af wie verantwoordelijk is voor de structurele inbedding.
Arbeidsmarkt en ontzorgen zorgprofessionals
Er is krapte op de arbeidsmarkt, zorgverleners kunnen makkelijk buiten de sector aan de slag. Ook zal de vergrijzing bijdragen aan een grotere uitstroom en moet er voor nieuwe aanwas geconcurreerd worden op een krappe arbeidsmarkt. Het arbeidstekort zal echter ook voor een deel moeten worden opgevangen door de groei van de zorg te remmen, zoals in andere delen van het akkoord is beschreven.
Voor de hele zorg geldt dat er minder uren aan onnodig administratief werk besteed wordt; dat er meer ontwikkel-/loopbaanpaden moeten komen; er meer tijd- en ruimte voor opleiding, ontwikkeling en ontplooiing moet komen; de zeggenschap van de zorgprofessional vergoot moet worden t.a.v. procesmatige en strategische keuzes binnen de organisatie rondom het gehele zorgproces.
Specifiek voor de ggz wordt gekeken naar vereenvoudiging, uniformering en flexibilisering van de beroepenstructuur (BIG) en opleidingenstructuur waardoor efficiënter wordt opgeleid en meer flexibiliteit komt in de inzet van behandelaren; onderbenutting van de opleidingsplekken voor klinisch psychologen wordt aangepakt; Bureau Berenschot doet momenteel onderzoek naar mogelijkheden om de werkwijze te verbeteren ook in het licht van de schaarse beschikbaarheid van psychiaters, onder andere in de crisisdienst; aan de belastingdienst wordt gevraagd om nadrukkelijk onderzoek te doen naar schijnzelfstandigheid in de ggz.
Contractering
De toename van niet-gecontracteerde zorg is al langer een doorn in het oog van verzekeraars en het Ministerie. Het zou de zorg onnodig duur maken. Het probleem speelt vooral in de wijkzorg en de ggz. Een adequaat contracteerproces is een belangrijke voorwaarde voor goede afspraken over de transitie naar passende zorg, staat in het akkoord te lezen. Het moet voor zowel zorgverzekeraars en zorgaanbieders de voorkeursoptie zijn om een contract met elkaar af te sluiten.
Het Ministerie van VWS levert medio 2023 een verkenning welke mogelijkheden en noodzaak er momenteel zijn voor kleinere aanbieders (bijvoorbeeld wijkzorg, ggz, klinieken en huisartsen) om gezamenlijk op te trekken in het contracteerproces en hoe dit kan worden vereenvoudigd.
De ondertekenende partijen
* ActiZ
* De Nederlandse GGZ
* Federatie Medisch Specialisten
* InEen
* Nederlandse Federatie van Universitaire medische centra
* Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
* Patiëntenfederatie Nederland
* Vereniging van Nederlandse Gemeenten
* Verzorgenden en Verpleegkundigen Nederland
* Zelfstandige Klinieken Nederland,
* Zorgthuisnl
* Zorgverzekeraars Nederland
* Het Ministerie van VWS.
Daarnaast zijn volgens de Minister ook Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het akkoord.
Opvallend is dat MIND, dat eerder als één van de betrokken partijen werd genoemd en onlangs te kennen gaf het akkoord niet te ondertekenen, niet in de brief wordt genoemd.
Het volledige Integraal Zorgakkoord ’Samen Werken aan een gezonde zorg’ is hier te vinden
Een samenvatting van het IZA vind je hier
Een infographic van het IZA vind je hier
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.