Een groep psychiaters, psychologen en cliënten in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) start een rechtszaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De reden daarvoor is nieuwe regelgeving die de NZa in 2022 aankondigde. Hierin worden psychiaters en psychologen verplicht om - volgens de groep - zeer indringende privacygevoelige vragenlijsten over de mentale en sociale problemen van hun cliënten op persoonsniveau aan de NZa te leveren. Leveren ze deze informatie niet aan, dan ontvangen ze een boete van de NZa. Volgens de NZa gaat het helemaal niet om gegevens die te herleiden zijn tot individuele patiënten.
’Vertrouwen eerste voorwaarde voor een behandelrelatie’
De coalitie van hulpverleners en (ex-)cliënten, die zich profileert onder de naam ’Vertrouwen in de ggz’ vindt de verplichte aanlevering van deze intieme informatie een onacceptabele schending van het medisch beroepsgeheim en de privacy van cliënten en daarmee een aanslag op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg. Als niet kan worden gegarandeerd dat wat men in de spreekkamer bespreekt daar blijft, verdwijnt de vrijheid van cliënten om openlijk te kunnen spreken over hun problemen. Het opbouwen van vertrouwen is een eerste voorwaarde voor een behandelrelatie waarin op zoek kan worden gegaan naar de oorzaken en de oplossing van mentale problemen.
De initiatiefnemers onderschrijven het doel dat de NZa nastreeft, het verkorten van wachtlijsten in de GGZ. Dit middel is volgens hen daarvoor echter ongeschikt en zal ertoe leiden dat geestelijke gezondheidszorg juist minder toegankelijk wordt. Mensen met mentale problemen zullen volgens de initiatiefnemers minder geneigd zijn om vrijuit te spreken over wat hen dwars zit, wanneer ze weten dat deze informatie wordt opgeslagen in een databank van de overheid. De drempel die al bestaat bij het aankloppen voor hulp bij mentale problemen, zal door deze maatregel eveneens worden verhoogd - met als uiterst gevolg dat mensen met mentale problemen de geestelijke gezondheidszorg steeds meer zullen gaan mijden.
Tot slot missen de vragenlijsten van de NZa een wetenschappelijke onderbouwing, volgens de groep. De zogeheten ROM-meetmethode waarop de vragenlijsten zijn gebaseerd, is volgens hen ongeschikt om de prestaties van behandelaren onderling te vergelijken. Ze trekken zo de verkeerde conclusies over welke zorg of zorgverlener efficiënter is, of betere resultaten boekt.
’Persoonlijke gegevens helemaal niet aan de orde’
Eerder zei de NZa al tegen GGZ Totaal dat er weliswaar wordt gesproken over ‘geanonimiseerde’ of ‘gepseudonimiseerde’ gegevens, maar dat dat helemaal niet aan de orde is. “Instellingen leveren straks vragenlijsten en zorgvraagtyperingen aan bij de NZa, zonder enige persoonlijke gegevens als naam, adres of zelfs geslacht. Los daarvan gaan alleen de typering, naam en diagnose naar de zorgverzekeraar (dus niet naar de NZa). Als de NZa zou willen achterhalen welke zorgvraagtypering bij wie zou horen – als dat al mogelijk is – dan zou het de zorgverzekeraar moeten bellen. Zo’n telefoontje zou zwaar illegaal zijn, want volledig in strijd met de AVG. Als een instelling maar één patiënt van een bepaald zorgtype heeft, dan zou theoretisch te achterhalen zijn wie dat is. Vandaar dat kleine instellingen worden uitgesloten van het aanleveren aan de NZa. Dat geldt ook voor de vrijgevestigden.”
In december oordeelde de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) dat de NZa deze gegevens wel degelijk mag opvragen. De AP stelde echter wel een aantal voorwaarden: zoals de NZa zelf ook al expliciet had verklaard mogen de gegevens niet rechtstreeks te herleiden zijn tot individuele patiënten. Ook mag de veralgemeniseerde informatie die zij ontvangt niet gekoppeld worden aan bestanden waarmee de informatie alsnog tot individuele personen te herleiden is.
De AP stelde daarbovenop nog een aantal strenge voorwaarden. Zo mag de NZa slechts gegevens van alle ggz-patiënten over de periode van één jaar opvragen op basis van de Regeling geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg. Mocht de NZa op een later moment opnieuw gegevens nodig hebben voor het nieuwe systeem, dan moet daarvoor eerst een nieuwe wettelijke regeling komen met een onderbouwing van de noodzaak. Bovendien moet die nieuwe regeling dan eerst worden voorgelegd aan de AP, zodat die kan beoordelen of de regeling rechtmatig is en of de privacy van patiënten geborgd is.
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.