Wat zijn nou de behoeften van jongeren met suïcidale gedachten? Dat is belangrijk onderdeel van het promotieonderzoek van Milou Looijmans, psycholoog bij 113. Het is nog grotendeels een blinde vlek en dat is eigenlijk onbegrijpelijk, want voor effectieve interventies is het cruciaal dat ze aansluiten bij wat jongeren willen. “De behoeften van jongeren zouden in elk onderzoek moeten terugkomen”, betoogt Looijmans.
Onderzoek naar suïcidaal gedrag bij adolescenten richt zich bijna altijd op epidemiologie en risicofactoren. Er is heel weinig aandacht voor de behoeften van die jongeren zelf. Uit de enkele onderzoeken waar het perspectief van suïcidale jongeren centraal staat, blijkt dat ze vooral behoefte hebben aan sociale steun en verbinding – zowel in hun omgeving als bij hulpverleners – en niet meteen aan een actiemodus. Daarnaast is er behoefte aan effectieve zelfhulpstrategieën, zoals coping- en afleidingstechnieken tijdens momenten van hoge suïcidale spanning, en aan persoonlijke groei na zelfbeschadiging. De omgeving van de jongere, de ggz, maar ook de school kan daarin een rol spelen.
Omslag
Eind vorig jaar werd een interessant onderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift European Child & Adolescent Psychiatry: The self-percieved needs of adolescents with suicidal behaviour: a scoping review. Voor het eerst werd op een rijtje gezet wat de behoeften zijn van jongeren met suïcidale gedachten. Een onderzoeksgroep onder leiding van Milou Looijmans zocht wereldwijd naar studies over behoeften van deze jongeren. Uit duizenden onderzoeken vonden ze welgeteld 29 die echt daarover gingen. Dat is dus bijna niks. Een lichtpuntje is dat er een omslag aan het ontstaan is. Milou Looijmans: “Van die 29 zijn er 16 in de laatste twee jaar. De anderen in de loop van twintig jaar. Dat zegt wel iets. Heel lang is gedacht dat je jongeren met suïcidale gedachten niet moet betrekken in onderzoek en vragen gaan stellen. Daar zou je de problematiek maar mee verergeren. Met als gevolg dat andere mensen gingen bedenken wat het beste was voor die jongeren zonder ze daar zelf in mee te nemen.”
Verdieping
Omdat er behoefte was aan verdieping en omdat maar een klein deel van die 29 studies gingen over de Nederlandse situatie, besloot Milou Looijmans om samen met collega’s een aantal jongeren uitgebreid te interviewen. Het ging om 41 Nederlandse jongvolwassenen tussen de 20 en 30 jaar, waaronder 19 met suïcidale gedachten en 12 die een suïcidepoging hadden gedaan. De resultaten van dat onderzoek verschenen september vorig jaar in het 113-rapport Stop suïcide onder jongvolwassenen | Een verdiepend onderzoek met praktische aanbevelingen. “De conclusies komen in grote lijnen overeen met de uitkomsten van het wereldwijde literatuuronderzoek”, aldus Looijmans. Dus voor het gemak nemen we deze twee onderzoeken samen.
Verbinding
“De belangrijkste conclusie is dat jongeren echt behoefte hebben om gewoon met mensen te praten en dat er naar ze geluisterd wordt. Ze zoeken verbinding. Ze willen hun verhaal doen zonder dat iemand meteen in de actiestand schiet – dat geldt niet alleen voor de hulpverleners maar ook voor de mensen om hen heen”, legt Looijmans uit. “We moeten ons beseffen dat suïcidepreventie iets is van ons allemaal samen. Dus ook van de sportcoach of van de buurman.” Gewoon praten lijkt iets simpels, maar het kan van levensbelang zijn, zegt Milou Looijmans. De band met hulpverleners, of de therapeutische relatie, wordt als heel belangrijk gezien door jongeren. Dan gaat het ook weer om luisteren zonder ‘oordelen’ of handelen. Want dat kan afschrikken. Milou Looijmans: “Jongeren zeggen soms letterlijk: ‘Ik durf voor mijn problemen geen hulp te zoeken, want ik ben bang dat als ik vertel over mijn suïcidaliteit ik meteen in isolatie moet of naar een gesloten afdeling. Dat wil ik niet. Dus ik zoek geen hulp.” Ze willen ook geen hulpverleners die er meteen een protocol bij pakken. Ze hebben het feilloos door als iemand een checklist of een ‘to do-lijstje’ in het hoofd heeft. Als je jongeren vraagt naar eigenschappen waaraan hulpverleners moeten voldoen, dan antwoorden ze: open minded, betrouwbaar, begripvol, niet beoordelend, maar vooral authentiek.
Dat kan voor hulpverleners soms moeilijk zijn, zo beseft Looijmans. “Jongeren willen zich geaccepteerd en begrepen voelen – geliefd zelfs – maar als de suïcidale spanning hoog is, is het voor een hulpverlener niet makkelijk om zo’n relatie te bewerkstelligen. De balans tussen de veiligheid van de patiënt en de autonomie van de patiënt is dan heel uitdagend.” Dat gaat verder dan alleen de therapeut; de hele organisatie inclusief het management krijgt te maken met dilemma’s. ‘Welke risico’s willen we nemen? Welke maatregelen zetten we in? Sluiten we de patiënt toch op? Welke banden beschadigen we dan? Wat gebeurt er als we niets doen?’ Er zijn binnen 113 mensen die organisaties daarbij kunnen helpen, zo benadrukt de onderzoekster.
Zelfhulpstrategieën
Naast verbinding kwam uit de studie en de interviews vooral naar voren dat jongeren met suïcidale gedachten behoefte hebben aan zelfhulpstrategieën en aan handvatten voor persoonlijke groei. Milou Looijmans: “Dat is ook wel typerend voor de leeftijdsgroep, omdat zij in deze fase vaak behoefte hebben aan autonomie. Het is opvallend dat ze vaak meer vertrouwen op zelfhulpstrategieën en op vrienden en ‘peers’ dan op officiële instanties.” Als effectieve coping- of afleidingsstrategie noemen jongeren bijvoorbeeld even fysiek uit een ruimte gaan bij een onderwerp of een reclame om een rondje te gaan lopen. Of letterlijk de gedachten verzetten. Voor elke trigger verzinnen ze een andere strategie of afleidingstechniek.
Onder persoonlijke groei verstaan jongeren vooral ouder worden en het leven meer leren relativeren, zodat die donkere gevoelens niet alles hoeven te overheersen. Milou Looijmans: “Dat kwam in de Nederlandse interviews iets minder sterk naar voren. Daar werd eerder gepraat over de behoefte aan zingeving. Maar ook over de regels in de maatschappij. Jongvolwassenen die mentaal in de knoop zitten willen zinvol werk te doen om zich weer nuttig te voelen, maar dan zonder dat meteen weer hun uitkering wordt gekort. Door die bureaucratie worden ze tegengewerkt in hun herstel.”
School en social media
Opvallend is de beperkte focus op de behoeften van jongeren binnen onderwijsinstellingen, ondanks het belang van deze omgeving voor hun welzijn. Milou Looijmans: “Het is tekenend dat er wereldwijd maar vijf studies zijn die iets schrijven over de behoeften van suïcidale jongeren met betrekking tot onderwijs. Dat is echt helemaal niks. Dat wijst er niet op dat er binnen het onderwijs niks gebeurt. Integendeel, wij hebben kwartiermakers die zien dat veel scholen goed bezig zijn.” Maar de urgentie is groot, zeker omdat bekend is dat interventies of campagnes binnen het onderwijs goed aanslaan. Een voorbeeld is social media. Het helpt al enorm dat telefoons uit de klas worden geweerd, zegt Looijmans. “In de Nederlandse interviews hoorden we vaak terug dat social media een belangrijke oorzaak kunnen zijn van suïcidale gedachten. Dat komt door pestgedrag, maar ook doordat jongeren snel verzeild kunnen raken in bepaalde communities waar bijvoorbeeld zelfbeschadiging wordt verheerlijkt. Daar praten ze elkaar verder de put in en zo ontstaat een cirkelbeweging naar beneden.”
Tegelijkertijd biedt social media ook veel kansen voor zelfmoordpreventie of überhaupt voor promotie van mentale gezondheid, zo zeggen de jongeren tegen Milou Looijmans. “Op TikTok is veel behoefte aan campagnes of advertenties. Dat is bemoedigend. Daar speelt 113 nu op in. We zitten niet meer alleen op Facebook en Instagram.” Uit alle studies blijkt dat er vooral behoefte is aan positieve verhalen, van BN’ers of van gewone mensen die in de put zaten of suïcidaal waren en waarmee het nu beter gaat. Via houdmoed.nl biedt 113 een platform om dat soort verhalen te verzamelen. Social media en scholen kunnen ook bijdragen aan zichtbaarheid van hulpverlening, zo zegt de onderzoekster. “Een jongere zei ergens: ‘Als je een alcoholprobleem hebt, dan zie je overal posters van de AA hangen en weet je precies waar je moet zijn. Als in mezelf beschadig, weet ik niet waar ik heen moet.’ Ik denk dat dit voor veel jongeren speelt. Ze weten vaak ook niet dat ze met mentale problemen naar de huisarts kunnen, ze denken dan dat die alleen is voor lichamelijke klachten.”
Effectiviteit
De review van de 29 studies wereldwijd roept tot slot op tot bredere maatschappelijke bewustwording en vermindering van stigma rondom zelfbeschadiging. Maar de studies – en dat geldt ook voor de Nederlandse interviews – zijn vooral een aanzet om meer onderzoek te doen op dit gebied. Milou Looijmans: “In elk onderzoek naar jongeren met suïcidale gedachten zouden hun behoeften van begin af aan moeten worden meegenomen. En in elke interventie. Ga niet meteen uit van een bepaalde agenda of een bepaald plan. Maar kijk goed: is er behoefte aan en help ik ze hier mee? Dat vergroot de effectiviteit van een interventie én het verlaagt de drempel om er gebruik van te maken.”
----------------------------------
Denk jij weleens aan zelfmoord of ken je iemand die dat doet? Praten helpt!
Praten over zelfmoordgedachten kan anoniem: chat via www.113.nl, bel gratis 113 of 0800-0113
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.